NIEUWSBRIEF
DOE MEE! VACATURES
STEUN ONS

Wat elke katholiek echt zou moeten weten over hersendood

COMMENTAAR: Het is van vitaal belang dat geleerden blijven nadenken over de geldigheid van het neurologische criterium om bij te dragen aan het onderscheiden van het katholieke leergezag of wat zij over hersendood leren nog steeds strookt met het traditionele inzicht van de Kerk in de aard van de menselijke persoon.

Bisschop Michael F. Olson en Jason T. Eberl; Natie; 28 maart 2022

De recente periode van de COVID-19 pandemie heeft een cultuur van angst en wantrouwen verergerd met betrekking tot de gezondheidszorg en het noodzakelijke vertrouwen dat inherent is aan de vertrouwensrelatie tussen patiënten en hun artsen. De zaden voor dit wantrouwen waren gezaaid, vooral bij katholieken, door aspecten van de Amerikaanse geneeskunde als “for-profit” gezondheidszorg en de betrokkenheid van artsen bij zulke zwaar immorele handelingen als sterilisaties, abortussen en hulp bij zelfdoding.

Deze situatie wordt nog verergerd door het hoogtechnologische karakter van de hedendaagse geneeskunde, dat vragen doet rijzen over de vraag of sommige ingrepen menselijke handelingen ondersteunen of vervangen.

De Heilige Stoel heeft, bijgestaan door katholieke theologen, dit dilemma overwogen en behandeld bij zulke uiteenlopende zaken als in vitro fertilisatie en “kunstmatig toegediende voeding en hydratatie” aan mensen die blijvend bewusteloos zijn. Dit milieu en deze cultuur beginnen twijfel te zaaien over de morele betrouwbaarheid van het vaststellen van de dood aan de hand van het neurologische criterium.

Een handvol recente gevallen van schijnbare “overleving” van mensen die dood verklaard waren met gebruikmaking van het wettelijke en klinisch aanvaarde neurologische criterium – in de volksmond en misleidend “hersendood” genoemd – hebben een klein aantal katholieke artsen en bio-ethici ertoe gebracht een zienswijze te formuleren die afwijkt ten opzichte van de leer van het leergezag van de Kerk dat een menselijk persoon wettig dood verklaard kan worden onder gebruikmaking van dit criterium. Deze gevallen echter stellen het neurologische criterium niet in die mate ter discussie dat de huidige leer van de Kerk zou moeten worden gewijzigd. Familieleden van mensen die op grond van het neurologische criterium dood zijn verklaard, kunnen er gerust op zijn dat het verwijderen van de mechanische beademing of de donatie van organen van hun dierbaren in principe geen vorm van euthanasie is.

Na twee werkgroepen van de Pauselijke Academie van Wetenschappen in 1985 en 1989 – en nog een in 2006 – heeft het Vaticaan voortdurend bevestigd, dat het gebruik van het neurologische criterium om te bepalen of een mens is overleden, strookt met de katholieke antropologie. Het onlangs bekend geworden geval van Jahi McMath en enkele andere anekdotische verslagen hebben sommige katholieke geleerden, zoals Doyen Nguyen en Joseph Eble, ertoe gebracht te beweren dat het neurologische criterium niet strookt met de katholieke antropologie. Dr. Eble gaat zelfs zover te beweren: “Er is onomstotelijk medisch bewijs, dat Jahi nooit echt hersendood was.”

Deze cirkelredenering is gebaseerd op het aanvaarden van een controversiële minderheidsinterpretatie van wat het voortduren van verschillende lichaamsfuncties betekent met betrekking tot de vraag of Jahi nog leefde als een menselijk organisme. Er is geen verandering gekomen in de consensus onder neurologen en de algemene medische gemeenschap dat het onomkeerbare verlies van kritische neurologische functies – in het bijzonder die welke de kleine hersenen en de hersenstam betreffen – erop wijst, dat een levend menselijk organisme is gestorven, hoewel verschillende lichaamsfuncties kunstmatig in stand kunnen worden gehouden.

Een lichaam dat voldoet aan het neurologische criterium om dood te worden verklaard, kan in leven lijken te zijn omdat een externe ventilator lucht in de longen perst, wat op zijn beurt de hartactiviteit stimuleert, en de circulatie van zuurstofrijk bloed houdt andere organen in werking. Toch zijn de functies van de verschillende delen van het lichaam niet meer geïntegreerd zoals dat het geval was toen de hersenen nog functioneerden.

Neurobiologe Maureen Condic maakt een nuttig onderscheid tussen organische functies die geïntegreerd zijn en functies die slechts met elkaar gecoördineerd zijn, net zoals individuele automobilisten coördineren door op elkaar te reageren en zo verkeerspatronen vormen die (van grote hoogte gezien) voor een waarnemer eruit zien als de geïntegreerde activiteit van een verenigd wezen.

Zoals Paulus begreep, levert elk deel van het lichaam zijn eigen bijdrage aan de bloei van het hele lichaam. Delen zijn niet uitwisselbaar, en ze zijn niet gelijk. Het menselijk brein zorgt niet alleen voor het functioneren van de fysieke aspecten van de menselijke persoon, maar integreert ook de verschillende systemen ter ondersteuning van de uniek menselijke handelingen die worden verricht met het verstand en de wil van een persoon. Een functionerend brein is de materiële voorwaarde voor de ziel om een menselijk lichaam van informatie te voorzien.

Het is belangrijk voor katholieken en anderen om hun geweten zorgvuldig te informeren over de geldigheid van het neurologische criterium, omdat het van invloed kan zijn op hun bereidheid (of die van hun familie) om in te stemmen met donatie van iemands organen. We moeten een onjuiste indruk die Nguyen en Eble geven over de relatie tussen hersendood en orgaandonatie ophelderen:

“De kwestie van BD (red.: hersendood) is van praktisch belang, omdat de meeste mensen een rijbewijs hebben. Bij het behalen van dat rijbewijs kunnen mensen kiezen of ze orgaandonor willen worden. Zij worden er echter niet over geïnformeerd dat zij door ‘ja’ te kiezen impliciet aanvaarden dat zij op basis van het neurologisch criterium dood kunnen worden verklaard.”

De onjuiste implicatie is dat iemand alleen op grond van het neurologische criterium dood zal worden verklaard als hij ervoor kiest orgaandonor te worden, of als zijn familie instemt met postmortem donatie, wat overduidelijk onjuist is. Het neurologische criterium wordt niet gebruikt om alleen diegenen dood te verklaren die de wens te kennen geven hun organen te doneren. Hoewel sommige staten wetten hebben die de wens van een persoon om zijn organen te doneren moeten beschermen, leggen artsen en ziekenhuizen zich in de praktijk vaak neer bij tot rechtszaken geneigde familieleden die bezwaar maken tegen de donatie van de organen van hun dierbare. De praktijk van donatie na vaststelling van de dood op grond van stoppen van de circulatie toont verder aan dat de vaststelling van hersendood irrelevant is voor de toestemming voor orgaandonatie.

Het is de taak van artsen om ervoor te zorgen dat de ethische toepassing van de voorschriften betreffende de vaststelling van de dood aan de hand van het neurologische criterium in overeenstemming is met de zorgstandaard, met inbegrip van geïnformeerde toestemming, en dat degenen die betrokken zijn bij de beoordeling of de patiënt inderdaad overleden is, niet te snel tot dit oordeel komen en niet betrokken worden bij de overdracht van organen aan ontvangers van de grootmoedige gift van donoren. Wanneer deze voorschriften niet strikt worden nageleefd, wordt twijfel gezaaid, wordt het menselijk leven niet gerespecteerd, en moeten artsen voor deze handelingen aansprakelijk worden gesteld overeenkomstig de zorgvuldigheidsnorm. Maar het niet consequent toepassen van de huidige klinische normen voor het vaststellen van de dood aan de hand van het neurologische criterium roept niet op tot het uitvaardigen van nieuwe voorschriften door de wetgevende macht.

Het is van vitaal belang dat wetenschappers blijven nadenken over de geldigheid van het neurologische criterium om het onderscheiden van het katholieke leergezag van informatie te voorzien over de vraag of wat zij over hersendood leren nog steeds overeenstemt met het traditionele inzicht van de Kerk in de aard van de menselijke persoon. Hoewel gevallen van langdurig functioneren van verschillende lichaamssystemen na hersendood de schijn wekken dat de waardigheid van de menselijke persoon in gevaar is, hebben de afwijkende meningen geen afbreuk gedaan aan de “morele zekerheid” dat een menselijke persoon wettig en moreel dood verklaard kan worden op grond van het neurologische criterium.

Katholieken kunnen dus in eer en geweten het geschenk van het leven blijven aanbieden zonder vrees voor zonde door het doneren van organen van hun dierbaren of van henzelf na hun dood, ongeacht welk criterium wordt gebruikt om het feit van hun dood vast te stellen.

Bisschop Michael Olson is de herder van het bisdom van Fort Worth, Texas.

Jason Eberl, Ph.D., is professor in de gezondheidszorgethiek en filosofie en directeur van het Albert Gnaegi Center for Health Care Ethics aan de Saint Louis University.

Bron: What Every Catholic Should Really Know About Brain Death| National Catholic Register (ncregister.com)

Vertaling: EWTN Lage Landen (AV)