Door Christiaan W.J.M. Alting von Geusau 21 Oktober 2024
Met toestemming vertaalde publicatie van het Brownstone Institute: Friends and Enemies of Human Conscience⋆ Brownstone Institute
Introductie
In onze hoogontwikkelde en enorm welvarende, westerse liberaal-democratische samenlevingen zijn we ervan overtuigd geraakt dat we nu, dankzij de wetenschappelijke en technologische vooruitgang, kundigheid en macht die we door de eeuwen heen hebben opgebouwd als een ‘superieure’ beschaving, volledig selfmade mensen zijn die meesters zijn over leven, dood en schepping. Zo nemen we in feite de marxistische ideologische richtsnoeren over van totalitaire regimes uit heden en verleden, zoals de Sovjet-Unie en China.
Gecombineerd met de snelle secularisatie van de westerse samenlevingen en het mainstream worden van het cultuurrelativisme in de afgelopen decennia heeft dit er ook voor gezorgd dat velen geloven dat God dood is en dat ook zal blijven, zoals Friedrich Nietzsche het al in zijn tijd zo berucht formuleerde, en dat de transcendente orde die de Grieks-Romeinse en Joods-Christelijke cultuur in de samenleving integreerden als het conceptuele kader waarbinnen het menselijk leven als geheel moest worden begrepen, niet langer relevant is, zelfs onverdraagzaam.
In plaats daarvan lijkt het moderne westerse paradigma te zijn dat we aan niets schatplichtig zijn behalve aan onszelf en de wetten, instellingen en toepassingen die we hebben opgebouwd rond de nu ‘superieure’ homo technicus. Menselijke vooruitgang en controle met alle beschikbare middelen vormen de heersende orde en om die onstuitbare opmars mogelijk te maken, wordt al het andere ofwel secundair, ofwel moet volledig overboord gegooid worden, vooral de zoektocht naar de waarheid omtrent wat het betekent om mens te zijn, binnen dat stabiele prepolitieke raamwerk van transcendente maatstaven dat de meest invloedrijke politieke filosofe van de 20e eeuw, Hannah Arendt, aanwijst.
Een opvatting van recht die wat juist is identificeert met de notie van wat goed is voor – voor het individu, of de familie, of het volk, of het grootste aantal – wordt onvermijdelijk, als eenmaal de absolute en transcendente maatstaven van religie of de natuurwet hun autoriteit hebben verloren. En deze hachelijke toestand wordt geenszins opgelost als de eenheid waarop het ‘goed voor’ van toepassing is zo groot is als de mensheid zelf. Want het is heel goed denkbaar, en zelfs binnen het bereik van de praktische politieke mogelijkheden, dat op een mooie dag een hoogst georganiseerde en gemechaniseerde mensheid heel democratisch – namelijk bij meerderheidsbesluit – tot de conclusie komt dat het voor de mensheid als geheel beter zou zijn om bepaalde delen ervan te liquideren. Hier, in de problemen van de feitelijke realiteit, worden we geconfronteerd met een van de oudste knelpunten van de politieke filosofie, die alleen onopgemerkt kon blijven zolang een stabiele christelijke theologie het kader vormde voor alle politieke en filosofische problemen, maar die Plato lang geleden al deed zeggen: “Niet de mens, maar een god moet de maat van alle dingen zijn.” Hannah Arendt, De oorsprong van totalitarisme, 1950
Het is echter precies deze waarheid waarnaar we als individuele man en vrouw bewust of onbewust altijd op zoek zijn in het leven en die we alleen leren begrijpen in de unieke privésfeer die de kern vormt van ons mens-zijn en die zelf diepgeworteld is in deze transcendente orde: ons geweten, dat deel uitmaakt van ons ‘moreel kompas’.
Ons geweten – dat het ongeremde vermogen tot waarheidsgetrouw spreken nodig heeft voor zijn publieke uitdrukking, dialoog en daaropvolgende ontwikkeling – is het meest innerlijke terrein van het individuele menselijke wezen waar we onderscheid maken tussen goed en kwaad, rechtvaardig en onrechtvaardig, en hoe we zouden moeten beantwoorden aan elke gegeven situatie waar de spanning of botsing van deze twee tegengestelden plaatsvindt en van waaruit we geroepen zijn een standpunt in te nemen door middel van woorden of daden, of geen van beide.
Ons geweten is de plek waar ons begrip van de natuur en ons vermogen om te redeneren aan het werk zijn, geleid door onze religieuze of filosofische principes en overtuigingen, en geactiveerd door de concrete realiteiten en verantwoordelijkheden waarin we ons van dag tot dag bevinden. In het ideale geval zullen we, door een voortdurend proces van educatie en persoonlijke groei, de ingevingen van ons geweten steeds beter begrijpen en toepassen naarmate we een scherper besef ontwikkelen van wat juist en rechtvaardig is en hoe we daarop moeten reageren. Zelfs het best ontwikkelde AI-taalmodel kan ons geweten niet vervangen of zelfs maar nabootsen. Het is uniek en onvervangbaar menselijk.
Dit brengt ons bij de kern van het probleem dat ik wil bespreken, wanneer we, zoals de titel van dit essay suggereert, kijken naar het primaat van het geweten versus de propaganda van de vooruitgang en het daaruit voortvloeiende technocratische paradigma van de moderne westerse samenleving. De idee van het primaat van het geweten vormt een duidelijke bedreiging voor het moderne denkbeeld van onbeperkte menselijke vooruitgang en beheersbaarheid met alle beschikbare middelen als de heersende orde. Dit komt omdat een geactiveerd menselijk geweten alleen de transcendente of pre-politieke morele orde – ook wel ‘de Natuurwet‘ genoemd – als leidend erkent, niet de waan van de dag of de theorieën en edicten van de huidige macht van ‘stakeholders’ die deze probeert te implementeren.
Het primaat van het geweten is een bedreiging voor zulke machten omdat we als samenleving niet alleen op het punt zijn beland van het verwerpen van het transcendente, maar daarom noodzakelijkerwijs ook van het afstompen van ons geweten en van het ontkennen van het primaat ervan in alle menselijke aangelegenheden. Wat overblijft zijn rauwe menselijke passies, zoals angst en honger naar macht, die ons regeren.
In dit essay zal ik proberen te illustreren waar deze in wezen ontmenselijkende en dientengevolge zelfvernietigende ideologie ons naartoe leidt en met welke destructieve gevolgen, waaronder de ondermijning van gerechtigheid en de rechtsorde in democratische samenlevingen. Ik zal ook op kleine schaal voorstellen hoe we kunnen beginnen met het overwinnen van deze onvermijdelijke doodlopende weg die ons uiteindelijk leidt naar de grootschalige ontkenning van de onschendbare waardigheid van elk menselijk wezen en diens unieke en onherhaalbare roeping in deze wereld.
Hoe een levend geweten de macht bedreigt
Waarom wordt het individuele geweten – mits het erkend en zorgvuldig gecultiveerd wordt door zijn gastheer – en zijn exclusieve geworteld zijn in wat Hannah Arendt “de absolute en transcendente maatstaven van religie of de natuurwet” noemde, zo vaak als een bedreiging gezien in de geschiedenis van politieke systemen en hun regeren van naties? Hoe komt het dat de relatie tussen de regeerders en de geregeerden zo beladen is, vooral als het gaat om het precaire evenwicht tussen staatsmacht enerzijds en individuele vrijheid of gemeenschappelijke autonomie en verantwoordelijkheid anderzijds?
Hoe komt het dat zelfs in westerse liberale democratieën tegenwoordig, zoals we hieronder zullen bespreken, de fundamentele rechten op vrijheid van geweten, van religie en van meningsuiting zo zichtbaar worden ondermijnd en soms onderdrukt door beleid en acties die pretenderen de agenda van vooruitgang, veiligheid en zekerheid te vertegenwoordigen? Opnieuw heeft Hannah Arendt, haar tijd ver vooruit, een treffend antwoord klaar in “The Origins of Totalitarianism (1948)”.
Hoe hoger een beschaving ontwikkeld is, hoe geslaagder de wereld die ze heeft voortgebracht, hoe meer mensen zich thuis voelen binnen de menselijke kunstmatige creaties – hoe meer ze alles wat ze niet hebben voortgebracht zullen verafschuwen, alles wat hen louter en op mysterieuze wijze is geschonken. (…) Dit bestaan op zichzelf, dat wil zeggen, alles wat ons op mysterieuze wijze bij de geboorte is gegeven en waartoe ook de vorm van ons lichaam en de talenten van onze geest behoren, kan alleen adequaat worden gehanteerd met behulp van de onvoorspelbare risico’s van vriendschap en mededogen, of door de grote en onmeetbare genade van de liefde, die met Augustinus zegt “Vodo ut sis (Ik wil dat je bent),” zonder dat ze een specifieke reden kan geven voor zo’n ultieme en niet te overtreffen bevestiging. Sinds de Grieken weten we al dat het hoogontwikkelde politieke leven een diepgeworteld wantrouwen jegens deze privé-sfeer kweekt, een diep ressentiment tegen het verontrustende wonder dat besloten ligt in het feit dat ieder van ons gemaakt is zoals hij is – eenmalig, uniek, onveranderlijk.
De moderne kapitalistische staat die alleen zichzelf als almachtig beschouwt in menselijke aangelegenheden en gebouwd is op de ideologie van onstuitbare menselijke vooruitgang door ongelimiteerd gebruik van technologie en wetenschappelijke vooruitgang in het algemeen, brengt een niet te stillen drang met zich mee om zijn onderdanen en klanten nog meer te controleren omdat het succes van het project van de volledig op eigen kracht ontplooide en voorspelbare mens ervan afhankelijk is dat we allemaal volledig meewerken met diezelfde visie en ons schikken naar de acties die eruit voortvloeien.
Om deze instemming van de bevolking te verkrijgen moeten degenen die deze visie promoten – of het nu gaat om overheidsfiguren, NGO’s of grote commerciële belangen die samen deze ideologie bevorderen, zoals we hieronder zullen bespreken – niet alleen het narratief zelf kunnen controleren, maar ook de lichamen, gedachten en gevoelens van de individuele mensen onder hun altijd welwillende heerschappij, omdat ze alleen maar, in de woorden van Arendt, willen “wat goed is voor de mensheid”.
In een recent artikel van David McGrogan van de Northumbria Law School geeft de auteur een vooruitziende analyse van de essentie van deze strijd om de ‘privésfeer’ van de individuele mens, zoals ik het hierboven noemde, en rond de publieke verspreiding van en debat over informatie in haar verschillende vormen: waar, vals, misleidend, beledigend, gevaarlijk, of welk ander etiket dan ook geschikt is om een specifiek stuk gedeelde informatie mee te kwalificeren, en hoe de staat, zijn partners en de samenleving als geheel hiermee om moeten gaan. In zijn analyse van de diepere wortels van het probleem, een belangrijke kwestie die meestal wordt genegeerd in het nog steeds veel te beperkte debat over de ondermijning van de fundamentele vrijheden van geweten, van religie en van meningsuiting in de huidige technologisch gestuurde westerse samenlevingen, merkt McGrogan op:
In de kern is het probleem niet dat er mensen zijn die de vrijheid van meningsuiting willen onderdrukken (hoewel die er wel zijn); het probleem is veeleer de onderliggende wens om wat ik – in navolging van Foucault – de ‘verspreiding van verdiensten en tekortkomingen’ in de samenleving zal noemen, te beheersen en hoe dit in het bijzonder betrekking heeft op taaluitingen. Eenvoudiger gezegd, het probleem is niet zozeer dat de vrijheid van meningsuiting aan banden wordt gelegd, maar eerder dat er een wereldwijde poging wordt ondernomen om te bepalen wat waar is, en om in elk individu waar dan ook en op elk moment een bewustzijn van die ‘waarheid’ teweeg te brengen, zodat hun spreken inderdaad niets anders kan doen dan die waarheid verkondigen.
Met andere woorden, we horen hoe McGrogan opnieuw Arendt’s beschrijving laat weerklinken van de weerzin die bestaat, niet alleen zoals dat al bekend was bij totalitaire samenlevingen, maar nu ook in (il)liberale westerse democratieën, tegen de stem van het individuele menselijke geweten en dat wat niet in overeenstemming is met de specifieke ‘mainstream’ opinie of het publiekelijk goedgekeurde verhaal van de dag. Bij gebrek aan een overkoepelende hogere orde waar we ons anders aan zouden kunnen houden, wordt dat eerdergenoemde mainstream narratief daarom zelf beschouwd als de hoogste en onbetwistbare waarheid die gevolgd moet worden in gedachten, woorden en daden (denk aan populaire uitspraken als ‘De wetenschap is het definitief erover eens’ (‘The science is settled’)). We zijn dus verwikkeld in een strijd om de menselijke geest.
De wrevel is vooral gericht tegen dat ene, unieke en autonome menselijke wezen dat over het algemeen probeert zo goed mogelijk te leven in overeenstemming met zijn of haar geweten en daarbij de opties af te wegen die voor hem of haar liggen met betrekking tot zijn of haar verantwoordelijkheden jegens familie, gemeenschap en land. Dit is duidelijk een onvolmaakt proces dat vele kronkels en koerswijzigingen kent, maar het moet zeker niet worden bestuurd door gezichtsloze technocratische bureaucratieën en staatsbedrijven. In plaats daarvan heeft het de constante helpende hand nodig van de gemeenschap waar dat individu deel van uitmaakt, een solide holistische opvoeding en de vrije stroom van informatie, dialoog en publiek debat.
Het is op al deze fronten dat we vandaag de dag zo verschrikkelijk tekortschieten in wat we graag onze geavanceerde westerse liberale democratieën noemen, waarbij in de recente geschiedenis ons collectieve antwoord op Covid-19 het donkerste en meest omvattende van onze tekortkomingen is geweest.
Zoals ik al in april 2020 in een videoboodschap gericht tot mijn studenten opmerkte, was de wereldwijde reactie op de uitbraak van Covid-19 een Pavlov-achtige reactie zonder veel reflectie, waarbij een technocratische en moralistische moker werd gehanteerd (‘Niemand is veilig totdat we allemaal veilig zijn’), zo karakteristiek geïllustreerd door de krijgshaftige taal en symbolen van staatsmacht die door onze leiders werden ingezet tijdens hun regelmatige live gestreamde persconferenties in die tijd. Tegelijkertijd zagen we het openlijk vertoon van de toorn van de moderne maatschappij (van de regeerders of de geregeerden) – geïnspireerd door de passie van de angst – gericht tegen de uiteenlopende manieren waarop inherent verschillende en unieke menselijke wezens en gemeenschappen plegen te reageren in gedachten, woorden en daden op dergelijke potentieel levensbedreigende situaties.
De moderne mentaliteit van almachtige menselijke controle en vermogens die zo zichtbaar werd overrompeld en daardoor in paniek raakte door de uitbraak van Covid-19, is gefixeerd op pasklare oplossingen – ‘maatregelen’ zoals we zo vaak hebben gehoord in de jaren sinds 2020 – die bij voorkeur centraal worden aangestuurd zonder veel rekening te houden met menselijke diversiteit, ethische overwegingen en bovenal een strikt en intensief wetenschappelijk debat op basis van volledige eerlijkheid en transparantie. De oplettende beschouwer kon vanaf februari 2020 live zien wat er met de samenleving gebeurt als de mensheid de overkoepelende beperkingen van de transcendente orde niet langer accepteert, terwijl ze wordt geconfronteerd met de harde realiteit van haar inherente onwetendheid, kwetsbaarheid en sterfelijkheid in relatie tot de krachten en wetten van de natuur die – anders dan we onszelf proberen wijs te maken – niet onder onze controle staan en dat ook nooit zullen staan.
Het is duidelijk dat een gecoördineerde reactie op de uitbraak noodzakelijk was en dat leiders de verantwoordelijkheid hadden om te handelen. Het was echter de drijfveer achter onze reactie, namelijk angst, die deze zo problematisch maakte.
Van rechtsstaat naar machtsstaat
De uitbraak van Covid-19 en hoe we erop reageerden – of het nu wel of niet veroorzaakt werd door mensen in een lab in Wuhan, dat is een debat dat elders gevoerd moet worden – is een tragisch voorbeeld van de homo technicus die zijn hand overspeelt. Door het instrumentaliseren en ook als wapen inzetten van angst werden maatregelen doorgevoerd door regeringen die normaal gesproken de lakmoesproef van parlementaire en gerechtelijke toetsing wat betreft proportionaliteit, grondwettelijkheid en eerbiediging van mensenrechten niet zouden doorstaan.
Als gevolg hiervan nam de heerschappij van de macht (Rule of Power), die te veel leiders zichzelf toebedeelden op basis van echte of ingebeelde gevaren voor de volksgezondheid, snel de plaats in van de heerschappij van het recht (Rule of Law). De resultaten zijn verwoestend en blijvend gebleken, wat geïllustreerd kan worden door een korte bespreking van de drie hierboven genoemde gebieden van het menselijk leven, waar we het tegenovergestelde hebben gedaan van wat nodig was om mensen te helpen met het naar eer en geweten en gezond omgaan met de Covid-19 crisis.
We sloten de toegang tot gemeenschapsleven af. Dit omvatte specifiek de toegang tot religieuze diensten, die van wezensbelang zijn in tijden van crises. De wereldwijde en landelijke lockdowns tussen 2020 en 2023 waren een perfect voorbeeld van een ontmenselijkende aanpak waarbij alle mensen collectief werden behandeld als potentiële biologische risico’s die moesten worden onderworpen aan de macht van de staat, terwijl ze voor lange periodes in afzondering moesten leven, zelfs toen het vanaf het begin van de uitbraak duidelijk was dat de risicofactoren wat betreft leeftijdsgroepen sterk varieerden en dus om een meer gedifferentieerde aanpak vroegen. Tegelijkertijd leden en stierven degenen die we moesten ‘beschermen’, de ouderen en kwetsbaren, vaak alleen, zonder dat familie of geliefden aan hun bed mochten staan.
We sloten onderwijsinstellingen, in sommige landen gedurende meer dan twee jaar. Geen enkele groep in de samenleving heeft meer en langduriger geleden dan onze jongeren, die in de bloei van hun leven tekort zijn gekomen wat betreft leren en het essentiële werk van het vormen van hun karakter en het opbouwen van relaties en sociale vaardigheden in een educatieve omgeving van dagelijkse uitwisseling en groei. De verplichte en langdurige sluitingen van scholen en universiteiten en de daaropvolgende verplichtingen tot het dragen van maskers en ontvangen van vaccinaties – met uitzondering van die instellingen die geleid werden door een paar mensen die net als ik weigerden om dit onrecht te verlengen – hebben een ravage aangericht voor toekomstige decennia. Psychische problemen onder jongeren zijn geëxplodeerd.
We verstikten informatie en debat en doen dat nog steeds. Op dit terrein, net als bij andere maatschappelijke problemen waar we momenteel mee te maken hebben en die gerelateerd zijn aan de essentie van het menselijk leven (zoals bijvoorbeeld klimaatverandering), worden alternatieve en zorgvuldig beredeneerde en wetenschappelijk onderbouwde standpunten maar al te vaak niet gewaardeerd en zelfs als gevaarlijk, anti-wetenschappelijk en het werk van “samenzweringstheoretici” benoemd, “omdat deze de onjuiste idee in twijfel trekken dat wij als een geavanceerde beschaving elk fenomeen dat zich niet gepland voordoet onder onze controle kunnen brengen door collectief gepromote en uitgevoerde technologische interventies op basis van ‘gevestigde wetenschap’ (een contradictie in zichzelf omdat wetenschap inherent een continu proces van vragen stellen inhoudt, geen waarheidsfabriek is).
Informatie en debat dat vraagtekens zet bij dit gangbare verhaal van de volledig op eigen kracht geslaagde mens die alles onder controle heeft, worden diep gehaat door de arrogante en diep intolerante ideologie van de vooruitgang en zullen onvermijdelijk automatisch worden bestempeld als ‘mis- of desinformatie’ en ‘anti-wetenschap’, terwijl ze worden bestreden met censuur en propaganda. We richten onze blik opnieuw op Hannah Arendt die in The Origins of Totalitarianism het middel van de propaganda en de werking ervan in een politieke omgeving zorgvuldig analyseert:
Wetenschappelijkheid van massapropaganda is inderdaad zo universeel ingezet in de moderne politiek, dat het is geïnterpreteerd als een meer algemeen teken van die obsessie met wetenschap die de westerse wereld heeft gekenmerkt sinds de opkomst van de wiskunde en natuurkunde in de zestiende eeuw; totalitarisme lijkt dus slechts de laatste fase in een proces waarin “wetenschap [is] uitgegroeid tot een afgod die op magische wijze het kwaad van het bestaan zal genezen en de aard van de mens zal transformeren”.
Moderne Westerse samenlevingen, met hun obsessie voor onstuitbare vooruitgang en onbeperkte economische groei uitsluitend door middel van wetenschap en technologie, kunnen ook worden aangeduid als een 21e-eeuwse vorm van technocratie. Technocratie wordt gedefinieerd als “bestuursvorm door technici die zich uitsluitend laten leiden door de vereisten van hun technologie” of “een organisatorische structuur waarin beleidsbepalers worden geselecteerd op basis van hun gespecialiseerde, technologische kennis en/of bewind uitoefenen volgens technische processen”.
Hoe dan ook, zoals ik in detail beschreef in mijn essay uit 2021 over dit onderwerp, bewees het wereldwijde Covid regime overtuigend zijn totalitaire neigingen en volgde het ook specifiek het verschrikkelijke voorbeeld van een echt totalitair regime zoals dat van China. We hoeven alleen maar te kijken naar de manier waarop angst en de instrumenten (de Nederlandse regering sprak destijds zelfs letterlijk van een ‘Covid gereedschapskist’) van lockdowns, censuur en propaganda zijn gebruikt om naleving te bereiken van vergaande en allesomvattende maatregelen die ongehoord zijn in westerse liberale democratieën sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog, waar het algemene motto nog steeds is dat individuele vrijheden moeten worden geofferd op het altaar van veiligheid en collectieve vooruitgang. Dit gebeurt vooral door de toepassing van steeds meer totale technologische controle die mogelijk wordt gemaakt door de sterk gecommercialiseerde en schijnbaar onoverwinnelijke digitale infrastructuur giganten die zo goed worden beschreven als de ‘Grote Ander’ van de ‘instrumenterende macht’ in Shoshana Zuboff’s bestseller uit 2018 “Het tijdperk van surveillancekapitalisme.”.
Terwijl ze George Orwell citeert, waarschuwt ze terecht dat “letterlijk alles goed of fout kan worden als de dominante klasse van het moment dat wil.” Wat Zuboff toen waarschijnlijk niet kon voorzien, was hoe het uitbreken van de Corona-crisis in 2020 de vrijwillige inlijving van Big Tech – de drijvende krachten achter het surveillancekapitalisme – door de staat zou versnellen, terwijl ze deze door lucratieve overheidscontracten, prestige en nog meer macht verleidde om een gezamenlijk front te vormen en deel te nemen aan een gecoördineerde operatie om alle informatie of openbare debatten die niet in overeenstemming zijn met het te implementeren gezondheids- en pandemiebeleid, te onderdrukken of in diskrediet te brengen.
Het belangrijkste doel van censuur, zo wordt vaak vergeten, is niet zozeer de inhoud van de informatie zelf, maar eerder individuele mensen die hun geweten vormen om andere feiten, wetenschappelijke inzichten en beargumenteerde argumenten die onverenigbaar zijn met of afwijken van wat wordt beschouwd als officiële meningen en beleid, te kunnen ontvangen, delen en publiekelijk bespreken. Hoe ernstig het is waar zo’n houding toe leidt, werd duidelijk tijdens een geïmproviseerde persconferentie in maart 2020 van de toenmalige Nieuw-Zeelandse premier Jacinda Ardern, die beweerde in verband met (mis)informatie over Covid die toen de ronde deed:
Wij zullen jullie enige bron van waarheid blijven. We zullen vaak informatie verstrekken; we zullen alles delen wat we kunnen. Neem al het andere dat je ziet met een korreltje zout. Dus ik vraag mensen echt om zich op ons te focussen… En als je dat soort berichten ziet, onthoud dan dat, tenzij je iets van ons hoort, het niet de waarheid is.
Deze reflex van elke regerende klasse is in feite zo oud als de polis zelf; hij presenteert zich alleen voortdurend in een ander jasje en met andere slogans. Vandaag de dag zijn ‘vooruitgang’, ‘veiligheid’ of ‘zekerheid’ de favoriete motiverende termen.
Een zeer onthullende illustratie van de realiteit van censuur in westerse liberale democratieën kwam in de openbaarheid door de brief van 26 augustus 2024 van de CEO van Meta, Mark Zuckerberg, die op X gepubliceerd werd, waarin hij aan de Commissie voor de Rechterlijke Macht van het Huis van Afgevaardigden van de Verenigde Staten uiteenzette “in 2021 hebben hoge functionarissen van de regering-Biden, waaronder het Witte Huis, maandenlang herhaaldelijk druk uitgeoefend op onze teams om bepaalde inhoud m.b.t. COVID-19 te censureren, waaronder humor en satire, en veel frustratie geuit tegen onze teams als we het er niet mee eens waren.”
De brief volgt op vele eerdere onthullingen aan beide zijden van de Atlantische Oceaan en in andere landen over overheidscensuur, bijvoorbeeld de Twitter-files, de Duitse RKI-files, en het bewijsmateriaal dat werd verkregen tijdens de gerechtelijke procedure Murthy vs. Biden die helemaal het Supreme Court bereikte en daar nog eens zal worden gevoerd.
Vooraanstaande politici, zoals Ursula von der Leyen, de onlangs herbenoemde voorzitter van de Europese Commissie, lijken het meest bezig met het controleren van de informatiestroom in hun rechtsgebieden. Eerder dit jaar zei ze op de bijeenkomst van het World Economic Forum (WEF) 2024 in Davos:
Voor het mondiale bedrijfsleven is de grootste zorg voor de komende twee jaar niet conflicten of het klimaat, maar desinformatie en misinformatie, op de voet gevolgd door polarisatie binnen onze samenlevingen.
Is dat zo? Je vraagt je af of mevrouw Von der Leyen zich bijvoorbeeld bewust is van het enorme aantal doden en de economische vernietiging die de huidige oorlogen en conflicten in Oekraïne, het Midden-Oosten en Afrikaanse landen zoals Soedan, Nigeria en de Democratische Republiek Congo veroorzaken. John Kerry, voormalig minister van Buitenlandse Zaken van de VS, ging zelfs nog verder en sprak op een ander WEF-evenement over “Het Eerste Amendement is op dit moment een ernstig obstakel voor ons ‘, terwijl hij de opkomst van ’mis- en desinformatie” betreurde. Wie definieert eigenlijk wat deze vage termen betekenen?
Vanwaar deze obsessie met het bestrijden van “mis- en desinformatie”, “haatzaaien”, “onacceptabele meningen” (volgens de woorden van de Canadese premier Justin Trudeau), of meer recentelijk de nieuwe Britse regering die spreekt over “legale maar schadelijke meningsuiting”, in feite met elke vorm van het Orwelliaanse “foute denken”? Waarom zijn politieke leiders als Von der Leyen, Kerry, Trudeau en vele anderen in het Westen, afgezien van legitieme politieke zorgen over geweld, discriminatie en seksueel misbruik, zo gefocust op wat er in onze geest en ons lichaam gebeurt door de informatie die we consumeren, delen en bespreken?
Om te illustreren hoe deze dringende vragen leven aan elke kant van het politieke en professionele spectrum, is dit wat uit velen drie respectabele recente auteurs te zeggen hebben over de zaak: in het boek Technofeudalism – What Killed Capitalism uit 2023 merkt Yanis Varoufakis, leider van de socialistische partij Syriza en voormalig minister van Financiën van Griekenland, in zijn analyse van de moderniteit op dat “we onder het technofeodalisme niet langer onze geest bezitten, “Terwijl de Britse architect en academicus in sociale wetenschappen Simon Elmer in zijn werk The Road to Fascism uit 2022 klaagt over de “normalisering van censuur als standaardreactie op onenigheid” en dat de “bedrijfsmedia de uniforme propaganda-arm van de staat zijn geworden, belast met het censureren van alles wat de regering als ‘nepnieuws’ beschouwt. ”
De internationaal erkende Duitse arts, wetenschapper en bestsellerauteur Michael Nehls merkt op in zijn eveneens een bestseller Das Indoktrinierte Gehirn uit 2023 , waarin hij bespreekt hoe we de wereldwijde aanval op onze geestelijke vrijheid kunnen afslaan: “would-be autocraten vrezen niets meer dan menselijke creativiteit en sociaal bewustzijn.”
Conclusie en oplossingen
Afgezien van het voortdurende menselijke lijden en de economische vernietiging die het beleid met betrekking tot Covid-19 en andere huidige ‘permanente crisis’-kwesties zoals klimaatverandering ons hebben gebracht, heeft het ook het proces versneld waarin de staat, samen met zijn vrijwillig veroverde partners in de wereld van bedrijfs- en niet-gouvernementele instellingen, in veel gevallen een overheersend veelkoppig monster wordt die steeds meer de rol van arbiter van de waarheid en bestuurder van ons hele leven op zich neemt. Dit alles natuurlijk om onze gezondheid, veiligheid en verdere vooruitgang te beschermen.
Maar bij gebrek aan een erkende prepolitieke of transcendente orde die toegankelijk is via een levend menselijk geweten en die de fundamentele en onveranderlijke principes van goed en kwaad definieert en tegelijkertijd de macht van de overheid beperkt, trappen de staat en zijn partners onvermijdelijk in de al te menselijke val van het met willekeur uitoefenen van macht volgens de lijnen van alleen de persoonlijke, politieke en financiële belangen van degenen die toevallig op een bepaald moment aan de macht zijn. Uiteindelijk is de overheid niets anders dan de uitdrukking van de individuele karakters en daden van degenen die haar (partner)instellingen besturen.
In onze geseculariseerde en inmiddels grotendeels postchristelijke westerse samenlevingen is een gapende morele leegte ontstaan die wordt opgevuld door verschillende ideologieën en dus ook door de staat als mythisch zeemonster, die volgens McGrogan, verwijzend naar Foucault, nu optreedt als herder en regeerder van zielen, gewillig bijgestaan door een groot aantal niet-statelijke actoren die worden gemotiveerd door macht, prestige en geld. Uiteindelijk is een zielzorger precies wat de mens zoekt, een manier om zijn ziel te gidsen die dagelijks worstelt om om te gaan met de vaak tegenstrijdige realiteit van het leven op deze aarde. McGrogan merkt verder op dat:
“secularisatie steeds meer de vervanging van de kerk door de staat lijkt te betekenen, in vrij letterlijke termen, waarbij de staat zichzelf presenteert als het middel om een soort tijdelijke verlossing te realiseren en de structuur van de overheid de vorm aanneemt van een mechanisme juist voor de beheersing van het “circuleren van verdiensten en gebreken”.
Dit betekent dat wanneer we, zoals vandaag de dag, de transcendente orde van de fundamentele principes waarop de westerse beschaving is gebouwd verwerpen, slechts het vooruitzicht overblijft dat die leegte wordt opgevuld door andere religieuze systemen of, zoals we hier hebben besproken, een overheersend staatsapparaat met zijn ondersteunende instellingen, die de volledige controle willen overnemen over elk aspect van het menselijk leven: geest, lichaam en ziel. Dit is het punt waarop we ons vandaag bevinden.
Willen we echt dat deze structuren, die niets anders zijn dan een weerspiegeling van de mensen en AI-systemen die hen besturen, onze ‘zielenherders’ zijn, waarbij, in de woorden van McGrogan “de staat de bevolking vertelt wat waar is en de bevolking die waarheid dienovereenkomstig verkondigt?”. Of kiezen we voor het alternatief dat begint bij het meest innerlijke van onszelf: een levend geweten dat voor iedereen een gegeven is om verder te ontwikkelen, geworteld als het is in de “transcendente maatstaven” (Hannah Arendt) en tijdloze principes van het menselijk leven?
Wat dient de democratie en de rechtsstaat, een monsterlijk verzwelgend systeem van (digitale) controle en totaliserend bestuur op grond van louter belangen, of een gecultiveerd innerlijk en gemeenschapsleven dat vol naastenliefde is en de waardigheid van individuele vrijheid respecteert terwijl het vrijwillige dienstbaarheid aan anderen nastreeft, ook door de rol van de overheid?
Wat is de remedie voor de hachelijke situatie waarin we ons bevinden? Er is er niet slechts één en er zou een heel boek voor nodig zijn om vollediger te zijn, maar enkele eerste overwegingen zouden de weg kunnen wijzen. De belangrijkste en dringendste taak is dat we de ware betekenis van vrijheid opnieuw leren kennen en vorm geven in ons leven. Vrijheid is niet, zoals ons verteld wordt door de ideologie van onbeperkte vooruitgang en controle, dat we kunnen doen wat we willen, wanneer we het willen en hoe we het willen. Vrijheid is iets heel anders: het is het ongehinderde vermogen om te kiezen en te handelen naar wat juist en rechtvaardig is en te verwerpen wat dat niet is. Dit vereist allereerst dat we opnieuw leren, en krachtig onderwijzen in onze gezinnen en onderwijsinstellingen, hoe we voor onszelf kunnen denken, hoe na te denken over wat de realiteit is waarin we ons bevinden, en vervolgens leren hoe we een echte ontmoeting en discussie kunnen voeren met de ander, vooral met degenen met wie we het niet eens zijn.
Toch is er uiteindelijk geen route mogelijk die probeert een terugkeer te omzeilen naar de studie en het publieke debat van de geschreven bronnen en geleefde rituelen van de westerse beschaving die ons zijn gebracht door de Griekse filosofen, de Romeinse juristen en de nog steeds voortlevende joods-christelijke traditie en haar rijke cultuur van het zoeken naar de waarheid over wat het betekent om mens te zijn. Van Socrates tot Cicero, van Adam en Eva tot de vervulling in Jezus Christus, en alle grote profetische stemmen die in de tussentijd spreken, dit zoeken is de oneindige zoektocht die onze beschaving heeft gemotiveerd en voortgestuwd terwijl we antwoorden en oplossingen begonnen te vinden.
Zoals elke beschaving is ook de westerse beschaving niet perfect en staat bol van verhalen over menselijke onvolmaaktheid en ernstige dwaling, waar we altijd van kunnen leren. De grote stemmen en teksten van deze vier diep onderling verweven tradities hebben echter allemaal concrete antwoorden op de problemen van vandaag. Ze leren ons vooral een fundamenteel inzicht dat ze allemaal deelden en dat de reden vormt waarom ze elkaar in de loop der eeuwen niet hebben opgeheven, maar elkaars wijsheid tot een bron van wederzijdse betrokkenheid en verrijking hebben gemaakt: de Griek, de Romein, de Jood en de christen erkenden allemaal dezelfde waarheid die in de woorden van Plato erop neerkomt dat “niet de mens, maar een god de maat van alle dingen moet zijn”. In zijn briljante toespraak voor het Duitse parlement in 2011, vulde Paus Benedictus XVI deze verklaring aan door te zeggen:
In tegenstelling tot andere grote religies heeft het christendom nooit een geopenbaarde wet voorgesteld aan de staat en de samenleving, dat wil zeggen een juridische orde die is afgeleid van de openbaring. In plaats daarvan heeft het gewezen op de natuur en de rede als de ware bronnen van het recht – en op de harmonie van de objectieve en subjectieve rede, die natuurlijk vooronderstelt dat beide sferen geworteld zijn in de scheppende rede van God.
Christiaan W.J.M. Alting von Geusau is afgestudeerd in de rechten aan de Rijksuniversiteit Leiden (Nederland) en de Universiteit van Heidelberg (Duitsland). Hij promoveerde cum laude tot doctor in de rechtsfilosofie aan de Universiteit van Wenen (Oostenrijk) met een proefschrift over “Human Dignity and the Law in post-War Europe”, dat in 2013 internationaal werd gepubliceerd. Tot augustus 2023 was hij voorzitter en rector van de Katholieke Universiteit ITI in Oostenrijk. Momenteel is hij daar nog hoogleraar recht en onderwijs. Hij bekleedt een ereprofessoraat aan de Universidad San Ignacio de Loyola in Lima, Peru, is voorzitter van het International Catholic Legislators Network (ICLN) en is managing directeur van Ambrose Advice in Wenen. De in dit essay geuite meningen zijn niet noodzakelijk die van de organisaties die hij vertegenwoordigt en zijn dus op persoonlijke titel geschreven.
Bron: friends-and-enemies-of-human-conscience (Brownstone Institute)
Vertaling: EWTN Lage Landen (AV)
Wilt u meer artikelen van ‘Christiaan Alting von Geusau’ lezen? Klik dan hier.
Wilt u meer lezen in de uitgebreide verzameling van artikelen binnen het platform van EWTN Lage Landen, bijvoorbeeld ‘Totalitaire beweging‘? Klik dan hier of gebruik één van de andere ’tags’ boven of onder aan deze post.
Wilt u meer lezen over ‘Vrijheid‘? Klik dan hier.
Censuur | Democratie | Desinformatie | Geweten | Macht | Menselijkheid | Morele leegte Overheid | Rechtvaardigheid | Technocratie | Transcendentie | Vooruitgang | Vrijheid |
Vindt u deze website goed, ondersteun dan ons initiatief. EWTN Lage Landen wordt geheel uitgevoerd wordt door vrijwilligers, een pater en een bisschop. Steun ons door u te abonneren op ons youtube kanaal, weest onze ambassadeur door het door te geven aan vrienden en kennissen en/of klik boven op de donatie knop, of neem contact met ons op . Wij kunnen uw hulp/steun goed gebruiken. Bij voorbaat dank. Team EWTN Lage Landen
241027 | [XLS00] | 241102 796 | 241107 1205 | 241117 1725 |