Gewoon over Geloof – Mgr. Rob Mutsaerts

HomeBrief07 PinksterenGewoon over Geloof - Mgr. Rob Mutsaerts

Fragmenten uit het boek ‘gewoon over geloof‘ van Mgr. Rob Mutsaerts. Door de redactie van EWTN Lage landen verzameld als reactie op vragen gesteld door Vincent van Hall in zijn artikel over Democratie en vernieuwing van de Kerk

…“ April 1966 Time Magazine cover: ‘Is God dead?’ Time: “Christendom kan weer opbloeien als zij zich omvormt tot een seculiere kerk die zich meer richt op het Koninkrijk van God in dit leven, dan dat zij voorbereidt op het eeuwig leven. In dit geseculariseerde geloof, zou Christus een geestelijke held kunnen zijn die zelfs niet-gelovigen kan aanspreken”. Christendom zou zich moeten aanpassen, aldus het advies. Harvey Cox verkocht in 1965 meer dan 1 miljoen exemplaren van zijn boek ‘The Secular City’. Het relativisme had definitief zijn intrede gedaan. Oecumene en tolerantie waren de toverwoorden: iedereen werd omarmd, dogma’s en traditie golden niet langer als toetssteen. Uitgesproken radical en leken erop uit de traditionele kerk volledig tot de grond af te breken. Dat is goed gelukt, maar toch, de fundamenten blijken onaantastbaar. Een cocktail van onduidelijke ingrediënten kwam er voor in de plaats. Alles was goed, als je je er maar goed bij voelde. Sentimenten werden hoger aangeslagen dan de zoektocht naar de waarheid. Jezus Christus werd vervangen door de Man van Nazareth. Uiteraard heeft Hij geen wonderen verricht en is Hij niet verrezen uit de dood. De catechismus moest er ook aan geloven. Het was maar nauwelijks te onderscheiden van ‘Hoe werk ik aan mijn zelfvertrouwen voor Dummies. Men was ervan overtuigd dat alleen door in te zetten op eigentijdse onderwerpen (zoals de seksuele moraal) het katholicisme relevant kon blijven. De vernieuwers gingen grondig te werk. “

Hij die trouwt met de geest van de tijd  is snel weduwnaar

…”Er was echter wel een probleem. Het werd meer en meer duidelijk dat de vernieuwde kerk minder en minder mensen trok. Met name jongeren haakten massaal af. Werd vernieuwing en aanpassing aan de tijdgeest als enige manier verkondigd om kerkelijk verval tegen te gaan, het bleek juist de aanzet tot kerkelijk verval. Het meest dramatisch geschiedde dit, daar waar het modernisme het meest triomfantelijk zijn intocht had gehouden. Daar waar de Schillebeeckxsen en Schoonenbergen het meest innig werden omarmd, daar liepen de opleidingen en parochies het eerst leeg. Hoe duidelijker de modernisering vorm kreeg in een orde of congregatie, hoe kleiner het gezelschap werd. Telkenmale bleek vrijzinnigheid de voorbode van verval en ontbinding. Men wees gemakshalve de beschuldigende vinger naar de halsstarrigheid van Rome en vooral naar de encycliek van paus Paulus VI Humanae Vitae, maar iets klopt hier niet. In parochies werden geen dogma’s verkondigd, maar vrijzinnigheden. Hoe meer macht kleine kliekjes vrijzinnigen kregen, hoe duidelijker het werd dat het volk het niet pikte. Het bleef simpelweg thuis. Men stemde met de voeten. De formele katholieke structuren bleven in stand, maar tegen het einde van de zeventiger jaren kon je het katholiek onderwijs doorlopen van de lagere school tot en met de universiteit en diocesane bureaus toe zonder iets te horen dat afweek van algemene humanistische standpunten. De vernieuwers hadden hun kerk in de kerk gebouwd. Wat uitbleef was het voorspelde succes. De geschiedenis herhaalde zich: hij die trouwt met de geest van de tijd zal snel weduwnaar zijn.”…

Het volk wilde wel iets alles overstijgends, iets transcendents

…”Optimisme sloeg om in polarisatie en pessimisme. Het bleek minder profetisch dan gedacht. Men ging zich dan maar op politieke items richten: milieu, kruisraketten, ontwapening, homorechten. Maar het volk voelde zeer goed aan dat dit weinig had toe te voegen aan het politieke spectrum. En zo werden de hervormers niets anders dan de zoveelste belangengroep die alle partijen niets overstijgends te bieden had. Kennelijk wilde het volk wel iets alles overstijgends. Transcendentie is wat religie te bieden heeft.”
Met name op dit punt gingen de vernieuwingsgezinden de mist in. Ze associeerden seksuele bevrijding, theologisch relativisme en groeiende welvaart met secularisatie en namen gemakshalve maar aan dat de post- jaren’60-generatie van religie iets rationeels wilde, in ieder geval niets sacraals, mysterievols of transcendents. Priesters gooiden hun kazuifels op zolder en gingen over tot klapperliturgie van een bedroevend niveau (tot op de dag van vandaag blijven hangend in de jaren zeventig). Het beeld van Jezus dat zij schetsten was een Woodstock-hippie-Jezus die alles met de mantel der liefde bedekt. Zijn vergevingsgezindheid jegens H. Magdalena werd als excuus aangevoerd om overspel en scheiding door de vingers te zien. Men vergat dat Jezus dat deed om hen tot bekering te brengen (‘zondig vanaf heden niet meer’). Al bij al werd het steeds minder duidelijk waar het in het geloof nu eigenlijk om gaat, met als gevolg dat de orthodoxen hun heil elders zochten en de twijfelaars op zondag uitsliepen. Meer en meer doemde de vraag op waarin het liberale christendom zich nu onderscheidde van niet-katholieke religies en het niet-religieuze humanisme. Als het antwoord luidt: ‘Niets’, wat doen we dan nog in die Kerk?
Uiteindelijk werd niet alleen het kerkvolk weggejaagd, maar verlieten ook de activistische hervormers een voor een de Kerk. Van Oosterhuis tot Peter Nissen. Echte autoriteiten waren het nooit. Dat kan ook niet als je het volk leert autoriteiten te wantrouwen. Bovendien begon op te vallen dat alles in twijfel werd getrokken en ter discussie gesteld, behalve de opvattingen van de hervormers zelf. De ultieme vraag naar hun eigen geloof werd angstvallig vermeden.”…

Het werd niet makkelijk gemaakt: elke week een nieuwe onthulling

…”In mijn middelbare schoolperiode (1970-1977) ging ik nog steeds wekelijks naar de kerk. De meeste leeftijdgenoten waren inmiddels afgehaakt (hun ouders trouwens ook). Ik ging misschien niet uit diepe overtuiging, maar afhaken was voor mij geen optie. Maar het werd mij niet gemakkelijk gemaakt. De pastoor vertelde ons dat het tijd werd om ons juk af te schudden en echt vrij te worden. Niet dat ik last had van een juk en me onvrij voelde, maar goed. Mij werd dus voorgehouden me niets te laten opleggen door pausen of ouders, maar zelfstandige denkers te worden. Schuldgevoelens waren volgens hem aangepraat. Alles wat in het verleden zondig werd genoemd berustte op een misvatting. Ethiek was afhankelijk van de omstandigheden, enfin, we kennen het rijtje verder wel. Het werd steeds minder duidelijk of ik een eucharistieviering bijwoonde of een bijeenkomst van de PSP. Deze  pastoor – de enige gezagsdrager waar we natuurlijk wel naar moesten luisteren – kwam elke week met weer een nieuwe onthulling. De ene na de andere Bijbelse waarheid werd ontmythologiseerd. De maagdelijkheid van Maria? Een verkeerde vertaling uit het Grieks. Een onfeilbare paus? Ondemocratisch vastgesteld, dus niks van aantrekken. De duivel? Een symbolische figuur. De hel? Bangmakerij. De verrijzenis van Jezus? Een psychologische duiding. Wonderen? Verhaaltjes met moraaltjes; meer niet. Jezus daadwerkelijk present in de geconsacreerde hostie? Magisch bijgeloof. O, ja, Jezus bezat geen graad in theologie. Mijn pastoor wel. Vandaar. O, wat zaten Augustinus, Athanasius, Thomas van Aquino, Anselmus er allemaal naast. En de paus natuurlijk ook.”…

Verwarrende tijden voor een puberbrein

…”Het waren verwarrende tijden voor een puberbrein. Eén ding was voor mij wel duidelijk: mijn pastoor had geen enkele liefde voor de Kerk namens wie hij toch geacht werd te spreken en wiens brood hij at; geen enkele devotie voor de sacramenten, geen enkel ontzag voor de Bijbelse verhalen zoals opgetekend door Matteüs, Markus, Lukas en Johannes. Mijn pastoor was eigenlijk maar één ding: dissident. Veel meer niet. Een soort overjarige dwarse puber. Op een gegeven moment had ik er genoeg van. Het was weer eens zo ver tijdens een zaterdagavondmis, of wat daar voor door moest gaan. Politieke statements over en weer. Halverwege verliet ik de ‘mis’ en zo belandde ik de dag erop bij de dichtstbijzijnde kerk, nauwelijks een kilometer verder. Mijn vader bleek al eerder zo zijn twijfels te hebben. Als hij in de auto of op de fiets een kerk passeerde, had hij de gewoonte zijn hoed af te nemen voor Jezus’ aanwezigheid in het tabernakel. Als hij langs onze kerk kwam deed hij dat ook, maar zei er toch altijd bij ‘mocht Gij hier aanwezig zijn’. Dat krijg je als je pastoor verkondigt dat het universum een laboratoriumexperiment is en God een afstandelijk observator van het experiment. Aanvankelijk hield ik het nog een tijdje vol, mezelf afvragend wat ik daar nog deed, mezelf de vraag stellend wat die anderen daar nog deden, vol begrip voor degenen die inmiddels wel afgehaakt hadden en vooral pikerend waarom mijn pastoor nog missen opdroeg waarin hij zelf niet geloofde.”…

C.S. Lewis: Tot de redelijkheid van het geloof komen zonder afbreuk te doen aan het mysterie

…”Ik zocht antwoorden bij filosofen, want ook geloof moet redelijk zijn, waar zijn. Als het niet waar is, wil ik er niets mee te maken hebben. De Catechismus kon mij ook niet overtuigen. Die leek mij geschreven  voor degenen die al overtuigd waren en zich wilden verantwoorden.
Ik belandde bij C.S.Lewis. Wat een wonderlijke man. Op grond van rationele overwegingen komt hij tot de redelijkheid van het geloof zonder afbreuk te doen aan het mysterie. Dat zo’n rationeel man kinderboeken schreef, verwonderde mij. Deze intellectuele diepgelovige man nam twaalfjarigen buitengewoon serieus. Het rare is dat het aanvankelijk zijn fictieverhalen waren die mij overtuigden van de juistheid van de aloude standpunten van de Kerk. In alles proefde ik dat de wonderlijke wereld van Lewis’ sprookjesboeken een weerspiegeling waren van de ware wereld.”…

Je aanpassen is de perfecte manier om jezelf overbodig te maken

…”Ik wijd uit over de jaren ’70. Ik heb de indruk dat in kerkelijke kringen velen in die tijd zijn blijven hangen. Ik herken nog altijd veel uit die tijd. Ook dat heeft iets tragisch. Modern menen te zijn door in de jaren ’70 te blijven hangen. Een merkwaardig soort retro-modernisme.
Wat is de kern van het probleem? Nee, niet de pil. Ook niet modernistische theologen of schijnbaar wazige Vaticanum II-documenten. Laten we ook niet de schuld geven aan de vrijmetselaars of tamboerijnspelende nudisten met paardenstaarten. Dat zijn slechts symptomen. Crises in de Kerk zijn meestal terug te voeren op bisschoppen en clerus. Het probleem is dat ze aardig gevonden willen worden. En dat we zo graag willen maatschappelijk relevant te zijn. We passen ons graag aan veranderende opvattingen aan in plaats van de maatschappij op te roepen zich aan te passen aan het evangelie. De perfecte manier om jezelf overbodig te maken. Wie zit er nou te wachten op iets waarvan er al zoveel is? Het is wellicht aantrekkelijk voor politici en managers, maar niet voor heiligen. Zeg wat mensen graag willen horen en ze zullen God nooit vinden.”…

Wij zien dat anders, maar eerbiedigen jullie mening

… “Ik meen dat het waar is: wie trouwt met de tijdgeest zal spoedig weduwnaar zijn.  Het is overigens ook verrassend hoe niet-gelovigen reageren op richtlijnen uit Rome, gericht op katholieken. Het zou hen sieren als ze zouden zeggen: wij zien dat anders, maar wij eerbiedigen jullie mening. Andersom verwachten zij dat namelijk ook van ons. Maar dit geheel terzijde.”…

bol.com | Gewoon over geloof, Rob Mutsaerts | 9789075717914 | Boeken

Keywoorden: C S Lewis | Liberalisering in de kerk | Mgr. Rob Mutsaerts | Synodale weg

AANVERWANTE ARTIKELEN
spot_img

Actueel