NIEUWSBRIEF
DOE MEE! VACATURES
STEUN ONS

Ad Theologiam Promovendam – welke theologie? @PaterElias (1/2)

Ad Theologiam Promovendam – ‘Ter bevordering van theologie’, welke theologie ? (1/2)

Pater Elias Leyds c.s.j., Oisterwijk 24 November 2023 
Op 1 november publiceerde het Magisterium van de Kerk een motu proprio van paus Franciscus, genaamd ‘Ad theologiam promovendam’ oftewel: ‘Ter bevordering van de theologie’. (Red.: voor een vertaling van het geschrift in het Nederlands zie hier, met dank aan rkdocumenten.nl) Tot nu toe is de titel de enige Latijnse tekst, want van officiële zijde wordt slechts een Italiaanse versie aangeboden – hetgeen wel enigszins verbazingwekkend is. De publicatie was geen wereldnieuws, laat staan sensationeel. De aandacht van de massamedia werd opgeëist door oorlogen, met name in de Oekraïne en Gaza, terwijl katholieke media zich ook nog moesten richten op de Synode over Synodaliteit in Rome. Toch is dit motu proprio niet geheel onopgemerkt gebleven en van verschillende kanten is ook mij om commentaar en uitleg gevraagd. Het probleem is echter, dat ik na het lezen van deze aangenaam korte tekst (nauwelijks 2 ½ A4-tje) vooral met vragen blijf zitten.

Praktisch iedere zin zou ik apart moeten behandelen, om mijn vragen naar de betekenis van de tekst uit te leggen, maar vooral om mijn verbazing te uiten over de aannames die worden gedaan. Ik moet me beperken tot enkele punten. Er lijken uitgangspunten voor waar te worden aangenomen, die niet door feiten worden gestaafd, of die zelfs door feiten worden tegengesproken. Dit gebeurt al meteen in de eerste paragraaf, in de openingszin: “Het bevorderen van theologie in de toekomst kan niet worden beperkt tot het abstracte opnieuw voorleggen van formules en schema’s uit het verleden”. Mijn eerste vraag is dan: wat wordt bedoeld met de bevordering van theologie; is dat de geloofsverkondiging of is het de geloofsleer, waarin kerkelijke autoriteiten gevormd moeten zijn om daadwerkelijk gelovigen te dienen? En dan, het kan zijn dat theologie ooit ergens op een juridische droge manier is onderwezen, door professoren die het zelf niet goed begrepen (of wilden begrijpen). Maar is dat het grootste hedendaagse probleem in de theologie? Moet dat de eerste zin zijn van een motu proprio? En over welke formules en schema’s gaat het? Ik zou graag voorbeelden zien. Het kunnen in ieder geval geen dogma’s zijn, want die komen niet uit het verleden, maar uit de tijdloze eeuwigheid. Echter, die suggestie wordt wel gewekt.

In dezelfde paragraaf constateert paus Franciscus dat we leven, niet in “een tijd van verandering”, maar in “een verandering van tijdperk”. Wat bedoelt hij hiermee, en waarom denkt hij dit? Voor iemand die in de dood en verrijzenis van Jezus Christus gelooft, is het duidelijk in welke tijd we leven: de eindtijd, “het laatste uur”[1]. Dat tijdperk is al een slordige 20 eeuwen aan de gang, en een ander tijdperk zal er niet komen, want het huidige wordt afgesloten met de wederkomst van Christus, de verrijzenis, het laatste oordeel, en de totale omvorming van het universum. Dit is overigens ook geen abstracte formule, het is een persoonsgericht katholiek dogma aangeboden door de eeuwige God.

In de derde paragraaf wordt een karikatuur geschetst van theologen, alsof die geen contact met de werkelijkheid zouden hebben; althans dit wordt gesuggereerd. Maar het is niet zo, dat alleen de sociale werkers en vrijwilligers in soepkeukens de werkelijkheid kennen. De verstandhouding met armen is geen maat voor de verstandhouding met God. De vraag is, hoe arm je zélf wilt worden tegenover God, op de plaats en in de tijd waar je leeft. En dat kan ook als kluizenaar, koormonnik of gewoon thuis met een gezin dat je moet voeden en opvoeden. En als Christus je dan wél naar de armen roept, moet dat op een radicale en veeleisende manier gebeuren, om niet door ijdelheid bedreigd te worden. De Kerk is wijs omgesprongen met roepingen die op de armen gericht waren. Was het niet Judas die pretendeerde voor de armen te zijn? De strengste ordes in de Kerk hebben eeuwenlang armen geholpen, getroost, verzorgd, onderwezen en een ander leven aangeboden. En daarbij hebben dogma’s en theologie niet gehinderd, maar integendeel: ze zijn een bron geweest van inspiratie, en van liefde voor God en de medemens.

Vreemd genoeg eindigt die derde paragraaf met abstracties die me noch dichter bij de medemens, noch dichter bij God brengen: “Openheid naar de wereld … moet de theologie aanzetten tot een epistemologische en methodologische heroverweging”. Wat wordt hier bedoeld? Wordt hier aangenomen dat de Kerk nooit open is geweest naar de wereld? Hoe zouden de Christenen deze zin hebben begrepen, toen ze voor de leeuwen werden geworpen of naar Siberië werden gedeporteerd? De Kerk heeft altijd open gestaan voor de wereld, er een hoop trammelant mee gehad, en heeft mensen geholpen die wereld te veranderen.

De volgende vierde paragraaf gebruikt termen als “paradigma”, “culturele revolutie”, “dialoog”, maar ook die termen roepen meer vragen op dan dat ze beantwoorden. Wat wordt bedoeld? Een gebrek aan duidelijkheid kan in de politiek en in de commercie winstgevend zijn, maar in geloofszaken is het fataal. Wat wordt bedoeld met paradigma? Een nieuwe  rationaliteit? Maar wat is dan fout met de op universele waarheid gerichte rationaliteit die zich heeft ontwikkeld binnen de Joods-Christelijke traditie? Of betekent dat nieuwe paradigma een nieuwe input, nieuwe aannames en uitgangspunten voor die rationaliteit? Of misschien heeft het betrekking op de conclusies daarvan – moeten die voortaan altijd sociaal-politieke betekenis hebben om relevant te zijn?

En waarom is het zo nodig het begrip culturele revolutie te gebruiken? Wat heeft de vernieuwing van de theologie gemeen met een bloedige campagne van een antichristelijk totalitair regime, die miljoenen levens kostte? Welke revolutie kan de Kerk überhaupt als voorbeeld gebruiken als ze haar eigen geschiedenis wil sturen of haar beleving wil veranderen? De Franse, of misschien de Russische, om maar wat samenleving verwoestende omwentelingen te noemen? Wat weerhoudt ons ervan, om ook maar de term “Endlösung” te gebruiken, die toch ook een revolutionaire achtergrond heeft? Wanneer echter het Koninkrijk Gods geen utopie is, maar een mysterie, een onzichtbare realiteit nu al aanwezig, dan kunnen we toch beter vermijden in de theologie ideologische kreten te gebruiken waarmee werd opgeroepen massagraven te vullen.

Die vierde paragraaf eindigt met een citaat uit een ander geschrift van de paus: “De behoefte aan dialoog is intrinsiek aan de mens en aan de hele schepping, en het is de bijzondere taak van de theologie om de trinitarische afdruk te ontdekken die de kosmos waarin wij leven tot ‘een web van relaties’ maakt waarin ‘het is eigen is aan elk levend wezen om naar iets anders te neigen’.” De vraag is dus: waar moet die dialoog over gaan? En wat te doen, wanneer blijkt dat de mens uniek is, omdat hij niet naar iets anders, maar naar iets hogers neigt? Gaat de Kerk dat hem aanbieden?

Deze vraag nemen we mee naar de vijfde paragraaf, waarin de theologie wordt belicht als een van de domeinen van menselijke kennis. De “relationele dimensie … definieert … de status van theologie”. Het zou beter zijn geweest, in plaats van ‘definiëren’ de term ‘conditioneren’ te hebben gebruikt. En dat geldt dan voor ieder domein van menselijke kennis. Kennis onderkent altijd nieuwe verbanden en relaties, die ze moet begrijpen om zichzelf te verbeteren. Maar theologie heeft een goddelijke oorsprong, ze gaat over een goddelijke openbaring. En ze staat ten dienste van een moreel leven waarin de mens zich laat vinden door God. Die relationele dimensie is dus allereerst verticaal, en dat maakt theologie een unieke tak van menselijke kennis. Ze gebruikt aannames, die onbewijsbaar zijn, maar waarvan het tegendeel of de ontkenning eveneens onbewijsbaar zijn. Die aannames worden toevertrouwd  aan de menselijke rationaliteit, die zichzelf vertrouwt omdat God mens is geworden – dit is een van die aannames, die we dogma’s noemen. Als dit niet wordt benadrukt, is theologie irrelevant, een parodie van wetenschap, omdat het nergens over gaat.

In een volgend artikel zal ik nog ingaan op de overige vijf paragrafen van het motu proprio “Ad theologiam promovendam”.

[1] Jn. 2,18

Pater Elias Leyds csj

 


Wilt u meer commentaren lezen over deze laatste motu proprio ‘Ad theologiam Promovendam‘? Klik dan hier of gebruik één van de andere tags boven- of onder dit artikel.

Wilt u meer bijdragen van pater Elias Leyds c.s.j. in de serie ‘Eens geschreven blijft gegeven‘ lezen of horen, zien? Klik dan hier

 


231126 [XLS00, L000] | 231206 389 | 231230 post views 617 |