“Gewettigde zelfverdediging kan niet alleen een recht zijn, maar een zware plicht voor iemand die voor het leven van anderen verantwoordelijk is….Op grond hiervan hebben degenen die wettelijke verantwoordelijkheid dragen ook het recht gewapend op te treden tegen de aanvallers van de burgergemeenschap waarvoor zij verantwoordelijk zijn.” (KKK 2265).
Robert Klesko; Blogs; 30 maart 2022
De oorlog in Oekraïne heeft de wereld wakker geschud voor de verschrikkingen van oorlog en humanitaire ellende. Aan dit “ontwaken” zijn diepe vragen m.b.t. morele theologie en katholieke sociale leer verbonden. Om onze lezers te helpen deze vragen te doorlopen, heb ik contact opgenomen met Dr. Matthew Minerd, professor in de filosofie en moraaltheologie aan het Byzantijns Katholiek Seminarie van Sts. Cyril en Methodius in Pittsburgh. Dr. Minerd was zo vriendelijk om schriftelijk te antwoorden op verschillende vragen. Hieronder vindt u onze vragen en antwoorden:
Kunt u, als moraaltheoloog, een kort overzicht geven van de katholieke sociale leer over oorlog? Wat zijn de basiselementen van de theorie van de rechtvaardige oorlog? En waar komt deze leer vandaan in de katholieke theologische traditie?
Voor alle duidelijkheid: de katholieke Kerk heeft, niet louter als een kwestie van theologisch debat, noch door een louter plaatselijke synode of concilie, maar wel, in haar rol als universele moeder en lerares, als de Universele Kerk van Christus, geleerd en leert nog steeds dat in bepaalde omstandigheden het voeren van een defensieve oorlog iets kan zijn dat moreel legitiem is; dus, ook al gaat oorlog gepaard met veel kwade zaken, het afgebakende geval van gerechtvaardigde oorlogvoering impliceert niet het begaan van zonde. Hoewel er ontwikkelingen zijn geweest op dit gebied van de leer, en hoewel bepaalde delen van de vroege Kerk soms zelfs van mening waren dat strijders in rechtvaardige oorlogen nog steeds boete moeten doen na in dergelijke kwaden verwikkeld te zijn geweest, is het standpunt van de Kerk vrij duidelijk en constant.
Men kan echter stellen dat het begrip “rechtvaardige oorlog” zich het meest heeft ontwikkeld in het westen, onder invloed van de heilige Augustinus (354-430), de heilige Thomas van Aquino (1225-1274), en vervolgens in de periode van de barokke scholastiek door geschriften van bijvoorbeeld de dominicaan Francisco de Vitoria (1483-1546) en de jezuïet Francisco Suárez (1548-1617), hoewel er ook vele anderen kunnen worden geciteerd.
In zijn Summa theologiae zet de heilige Thomas van Aquino zijn bespreking van oorlog op een nogal verrassende plaats: in de verhandeling over de theologische deugd van de naastenliefde. Hij doet dit omdat oorlog lijnrecht staat tegenover vrede, die één van de vruchten is van de goddelijke naastenliefde. Maar zoals sommige latere Thomisten – bijvoorbeeld de grote Dominicaanse moraaltheoloog pater Benoît-Henri Merkelbach (1871-1942) – opmerkten, moet oorlog ook worden beschouwd in termen van de deugd van rechtvaardigheid, omdat het gaat om het recht dat bepaalde naties hebben om zichzelf te beschermen als reactie op agressie die tegen hen wordt gepleegd.
In navolging van Thomas’ commentaar in ST II-II, q. 40, a. 1, benoemen Thomisten drie benodigde voorwaarden om een oorlog moreel rechtvaardig te maken: (1) een verklaring door het wettelijk gezag (en niet door privé-burgers); (2) het bestaan van een proportionele en zwaarwegende reden voor de oorlogsverklaring; en (3) de vooronderstelling dat de natie die zich op een rechtvaardige reden beroept zelf een waarachtig en deugdzaam algemeen belang voor ogen heeft (zoals pater Merkelbach het goed samenvat: “niet uit haat, noch uit ijdelheid, noch uit een privé-wens om wraak te nemen, noch uit een verlangen om alleen maar schade te berokkenen, noch uit een wrede bedoeling om te straffen, noch uit een zucht naar overheersing, noch uit onverbiddelijkheid van geest … maar uit liefde voor het [ware en deugdzame] algemeen belang”).
De universele Catechismus van de Katholieke Kerk (2309) verwoordt nog andere vereisten, die echter terug te vinden zijn in de lange theologische en filosofische traditie betreffende de theorie van de rechtvaardige oorlog: “(1) dat de schade die door de aanvaller aan het volk of de volkerengemeenschap wordt toegebracht van blijvende aard is, dat ze belangrijk is en met zekerheid vaststaat; (2) dat alle andere middelen om de schade een halt toe te roepen onuitvoerbaar of ondoeltreffend gebleken zijn; (3) dat er een serieus vooruitzicht is op een gunstig resultaat; (4) dat het gebruik van wapengeweld geen grotere kwalen en meer wanorde teweegbrengt dan het kwaad dat men wil uitschakelen (de vernietigende kracht van de moderne wapens moet zeer zwaar wegen bij de beoordeling van deze laatste voorwaarde). ”
Het behoort tot de competentie van politieke voorzichtigheid – een echte morele deugd die alle politieke leiders zouden moeten cultiveren – om precies te bepalen wanneer deze omstandigheden zich voordoen. De moderne oorlogsvoering maakt een dergelijke onderscheiding zeer moeilijk. Maar zelfs met het oog op de veranderingen van de moderne wereld en van de moderne oorlogsvoering, is de Kerk niet van mening dat het onrechtvaardig is voor naties om zichzelf te verdedigen wanneer zij het slachtoffer zijn van onrechtvaardige agressie.
Het is duidelijk dat de oorlog in Oekraïne iedereen bezighoudt. Hoe past dit conflict in het katholieke begrip van een rechtvaardige oorlog? Wat moeten katholieken van het conflict denken?
Voordat ik hierop inga, moet ik zeggen dat ik in zekere zin persoonlijke banden heb met dit conflict. Als afstammeling van Tsjechische en Slowaakse immigranten heb ik een aangeboren liefde voor de Slavische naties van Oost-Europa. Zo heb ik ook een instinctief politiek wantrouwen tegen Rusland vanwege zijn lange geschiedenis van imperialisme, of dat nu tsaristisch of sovjet is. Bovendien ben ik een katholiek uit Ruthenië, met Oekraïense katholieke vrienden en collega’s, en mijn pastoor komt uit de Transkarpaten in Oekraïne. De politieke en kerkelijke agressie van de Russisch-orthodoxe kerk tegenover de oosterse katholieken en ook tegenover de Oekraïens-orthodoxe kerk weegt zwaar op mijn hart.
Nu, ik ben niet actief in internationale politiek. Daarom leg ik mijn oordeel nederig voor aan geesten die beter op de hoogte zijn van dergelijke zaken. Niettemin lijkt het op het eerste gezicht duidelijk, dat de Russische agressie tegen Oekraïne een onrechtvaardig gebruik van geweld tegen een soevereine natie inhoudt. Het is duidelijk dat Oekraïne een lange en gevarieerde relatie heeft met Rusland (zowel keizerlijk als sovjet). De configuratie van naties is heden echter vrij duidelijk: Oekraïne bestaat vandaag als een autonome, soevereine natie. Geen van de hierboven genoemde voorwaarden kan door Rusland worden aangevoerd ter rechtvaardiging van zijn poging om met oorlogsgeweld een deel van (of geheel) Oekraïne in te lijven.
Zelfs volgens de meest welwillende lezing lijkt president Vladimir Poetin de beweringen van het keizerlijke Rusland tijdens de 19e-eeuwse debatten over het pan-Slavische nationalisme te herhalen. Volgens hem is de eigen nationale en culturele identiteit van Rusland verbonden met die van het Slavische Oost-Europa, dat volgens hem dreigt te worden opgeslokt door het westerse, liberale kosmopolitisme.
De voortdurende bezorgdheid van de NAVO over Rusland lijkt echter juist door het oorlogszuchtige optreden van Poetins regering een duidelijke rechtvaardiging te hebben gevonden. De politiek van de diplomatie in Europa is complex en moet worden overgelaten aan deskundigen. Niettemin geloof ik dat het een Russische kunstgreep is te beweren, dat de houding van West-Europa tegenover Rusland de opvatting rechtvaardigt dat de uitbreiding van de NAVO direct of indirect een daad van agressie is. Men hoeft alleen maar te denken aan de betrokkenheid van Duitsland bij de aanleg van Russische gaspijpleidingen, een project dat pas werd stopgezet toen Rusland zelf een daad van agressie pleegde. Een dergelijke aanvaarding van afhankelijk zijn qua energie door Duitsland duidde niet op een universele, Westerse-NAVO onverzettelijkheid ten opzichte van Rusland. De reactie van de NAVO-landen van vandaag is dus niet overhaast of ongegrond, en Oekraïne heeft het volste recht te reageren op de onrechtvaardige agressie van Rusland.
Helaas worden de beweringen van Poetin, die de afgelopen weken verschillende vormen hebben aangenomen, door sommige christenen in Amerika gunstig, of op zijn minst plausibel, beoordeeld. Alleen omdat de Westerse liberale orde vol sociale en politieke problemen zit, rechtvaardigt dit nog niet dat men naar Moskou kijkt alsof het een christelijke samenleving is die de rug recht houdt tegenover de zure golven van de moderniteit. Commentatoren die beter dan ik over dergelijke zaken geïnformeerd zijn, zijn er duidelijk over dat de schijn van conservatieve orthodoxie in Rusland cultureel niet zo diep zit als sommigen in het Westen denken. En het is naar mijn mening beschamend, dat bepaalde katholieke partijen online een brief hebben verspreid die zou zijn geschreven door aartsbisschop Carlo Maria Viganò met daarin verwijzingen naar Moskou als het “Derde Rome” (taal die afkomstig is van het keizerlijke Rusland en het onrechtvaardige expansionisme van het Moskouse Patriarchaat). De grote verleiding voor de meeste mensen in de V.S. is om alles te herleiden tot de taal van onze cultuuroorlog. De naïviteit om dit te doen uit naam van een veronderstelde “wederopbouw van een christelijke beschaving” tegen het “globalistische techno-gezondheids transhumane monster” is een cynisch en manipulatief gebruik van de angsten van christenen.
Ik zou hieraan willen toevoegen dat, zoals de zaken er nu voor staan, katholieken het standpunt van de Russisch-orthodoxe patriarch Kirill als moreel verwerpelijk moeten beschouwen. Wij moeten ervoor waken onze Russisch-orthodoxe broeders en zusters te veroordelen. Echter, door openlijk een onrechtvaardige oorlog als deze te steunen, verdient de patriarch van Moskou minachting van de katholieke en orthodoxe wereld.
Nu, wat moeten wij als katholieken doen in reactie op dit alles?
De meesten van ons, waaronder ikzelf, zijn niet erg betrokken bij internationale politieke aangelegenheden. Hoewel het dus niet verkeerd is om via de sociale media uitspraken te doen ter ondersteuning van het Oekraïense volk, ben ik van mening dat dit meestal verspilde tijd is (zoals het geval is met het meeste gebruik van de sociale media). We moeten ons altijd richten op wat, in onze specifieke omstandigheden, de meest dringende plicht is die we hebben met betrekking tot zo’n kwestie van internationaal conflict.
Hoe gezegend zijn wij, katholieken, om midden in de vastentijd te zitten, die ons herinnert aan wat onze eerste plicht als christenen is: bidden, vasten en aalmoezen geven. Laten we eerlijk zijn. Berichten op sociale media zullen waarschijnlijk niets veranderen in onze nabije persoonlijke kringen, laat staan in de internationale politiek. Maar als we, zoals het hoort, geloven in de indringende kracht van bidden en vasten, laten we dan deze twee goddelijke middelen met groot geloof ter hand nemen.
Laten wij bovendien de tijdelijke noden van het Oekraïense volk lenigen, vooral de noodlijdende burgerbevolking. Met het oog hierop zou ik de lezers willen aanraden donaties te overwegen via het Roetheense Archeparchaat (red.: ‘aartsvadersdom’) van Pittsburgh of het Oekraïens Archeparchaat van Philadelphia. Ik smeek mijn broeders [Latijnse ritus], die zoveel rijker zijn dan wij Byzantijnse katholieken, te overwegen ons te helpen in deze zaak, die zo dicht bij huis komt voor ons, en die onze moederkerken en mensen direct raakt.
We hebben veel gehoord over de VS en andere landen die wapens en humanitaire hulp leveren aan Oekraïne, maar geen troepen inzetten in het conflict. Hoe moeten we dit zien in termen van morele theologie? Vanzelfsprekend is humanitaire hulp verlenen een goede zaak, maar hoe is het verspreiden van wapens moreel te verantwoorden?
Mijn eerste twee antwoorden waren bedoeld om de centrale principes betreffende deze kwesties uiteen te zetten. Voor de laatste vier vragen zal ik korter zijn.
In de internationale gemeenschap zijn er vele gradaties van verbondenheid en bijstand die moreel geoorloofd zijn (en in sommige gevallen duidelijk vereist). Naties moeten beslissen hoe zij dit doen zonder lukraak de agressie te laten escaleren, maar veeleer als een middel om vrede tot stand te brengen. Net zoals wij soms persoonlijk en rechtstreeks moeten deelnemen aan de gerechtvaardigde zelfverdediging van onze buren, zo moeten ook waarlijk rechtvaardige naties (met inachtneming van alle nuances) onderscheiden hoe zij moeten helpen bij de rechtvaardige burgerlijke zelfverdediging die door collega-naties wordt toegepast. Dit vereist grote deugdzaamheid van de leiders. Ook al hebben we veel redenen om cynisch te zijn, laten we in plaats daarvan bidden voor degenen die een dergelijk wettig gezag in onze samenlevingen in het westen uitoefenen.
We weten dat Rusland en Oekraïne in de afgelopen twee weken verschillende keren aan de onderhandelingstafel hebben plaatsgenomen. Welke morele overwegingen zijn er wanneer naties onderhandelen over vrede?
Onderhandelingen over vrede moeten, bovenal, de werkelijke rechten van de benadeelde natie eerbiedigen. Zonder een dergelijke rechtsorde is een vermeende vrede slechts een aanfluiting. Dit betekent natuurlijk niet dat benadeelde naties hun mede-onderhandelaars halsstarrig moeten gijzelen met eindeloze eisen. Hier lijkt mij het standpunt van Francisco de Vitoria, zoals samengevat door pater Merkelbach, een goede leidraad:
De overwinnaar moet de voorwaarden voor vrede zeker niet voorleggen met de houding van een overwinnaar of die van een aanklager of een vijand, maar veeleer als een rechtvaardige rechter die opkomt voor de rechten en waarde van de zaak. De voorwaarden die zij moeten nastreven zijn die welke het herstel van de internationale orde teweeg zullen brengen, namelijk die van rechtvaardigheid en samenwerking, zodat goede betrekkingen tussen de overwinnaar en de verslagen partij mogelijk worden.
Uiteraard is het aan politieke voorzichtigheid – nogmaals, dit is een morele deugd die we van onze leiders moeten eisen – om de details van zo’n regeling te bepalen.
Paus Franciscus heeft actief over het conflict gesproken en opgeroepen tot een vreedzame oplossing. Welke rol kan de Kerk spelen als bemiddelaar voor vrede?
Het is duidelijk dat de Kerk het Mystieke Lichaam van Christus is en niet een soort internationale NGO. Niettemin heeft de Kerk, juist vanwege haar indirecte, maar reële gezag over de politieke orde, een bijzonder belangrijke rol te spelen in de internationale gemeenschap. Daarom heeft zij een rol te spelen onder de naties die ware vrede nastreven. De pausen van de 20e eeuw hebben daarvan met grote duidelijkheid getuigenis afgelegd.
Tenslotte, hoe past oorlog in het grotere geheel van de katholieke moraaltheologie? Welke morele lessen kunnen de gelovigen uit deze ervaring trekken?
In werkelijkheid vertegenwoordigt oorlog een soort mislukking, een ellendig soort zonde, die bestudeerd moet worden binnen twee bijzondere domeinen van de bredere praktijk van de moraaltheologie, namelijk die welke gewijd zijn aan de deugden van naastenliefde en rechtvaardigheid. Het is een van de ongelukkige feiten van de zondeval, dat dit grote en ernstige kwaad ons overvalt. De moraaltheologie streeft echter een veel hoger doel na: ons uit te leggen hoe de genadegave ons allen de mogelijkheid heeft gegeven om het goddelijk leven te leven, dat ons in Christus geschonken is.
Ik denk dat, in ieder geval, de moraaltheoloog dergelijke opmerkingen zou moeten beëindigen met een oproep aan alle katholieken om zich meer in te zetten voor de evangelisatie, allereerst plaatselijk, maar ook, als dat past bij ieders specifieke omstandigheden, breder verspreid over de wereld heen. We moeten niet verlegen zijn: in Christus alleen en in zijn Kerk zal de ware vrede worden gevonden. Dit is precies het leven waartoe wij allen geroepen zijn, opgenomen in zijn Lichaam door de bovennatuurlijke gave van genade. Er zal nooit een volmaakte wereld zijn vóór het laatste oordeel. Maar voor zover dat mogelijk is, moeten wij ernaar streven de wereld de vrede te brengen die de wereld zelf niet kan geven (Johannes 14:27).
Dr. Matthew Minerd is professor in de filosofie en moraaltheologie aan het Byzantijns Katholiek Seminarie van de Heiligen Cyrill en Methodius, evenals aan het Holy Apostles College en Seminary. U kunt zijn werk volgen en zijn verschillende boeken en artikelen doorbladeren op PhilosophicalCatholic.com.
Robert Klesko is EWTN Theologie Adviseur, getrouwd met Aundrea, heeft vijf jongens en een meisje, en is in diaconie-opleiding voor de Byzantijnse (Roetheense) Katholieke Kerk. Hij schrijft vanuit Irondale, Alabama.
Wilt u meer lezen over bijvoorbeeld ‘Poetin‘? Klik dan hier of gebruik één van de andere ’tags’ boven aan deze post.
220401 | [XLS000] | 220402 101 | 240115 1000 | 240512 1158 |