ANALYSE: Voor velen betekende 1922 een bewuste breuk met de oude literaire orde en het begin van een nieuwe literaire toekomst. Maar niet iedereen was het daarmee eens.
K.V. Turley; Blogs; 12 februari 2022
“Het echte bezwaar tegen modernisme is simpelweg dat het een vorm van snobisme is. Het is een poging om een rationele tegenstander te verpletteren, niet door middel van de rede, maar door een of ander mysterie van superioriteit.” – G.K. Chesterton
James Joyce’s Ulysses, gepubliceerd op 2 februari 1922, tekent de omzwervingen en ontmoetingen op van Leopold Bloom in de loop van één dag, 16 juni 1904, in één stad, Dublin.
The New York Times beschreef bij de publicatie van het boek Ulysses als “de belangrijkste bijdrage die in de twintigste eeuw aan de fictieve literatuur is geleverd”.
Vandaag de dag zien critici de publicatie van Ulysses als markering van het begin van het modernisme in de literatuur. Door te experimenteren met vorm en expressie, was het literaire modernisme een zelfbewuste breuk met het verleden en zijn geaccepteerde methoden om poëzie en fictie te schrijven. Na de collectieve verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog te hebben doorleefd, wensten modernistische schrijvers de menselijke conditie op nieuwe manieren te verkennen nu de oude orde – politiek, sociaal en religieus – ten onder leek te gaan.
James Augustine Aloysius Joyce werd in 1882 in Dublin geboren. Hij werd katholiek gedoopt en opgevoed in dat geloof, geschoold door Jezuïeten. Naar men beweert was hij devoot in zijn vroege jaren. Ergens in zijn adolescentie leek hij zijn geloof af te wijzen. Maar, zoals veel afvallige katholieken sindsdien, bleef hij geobsedeerd door het geloof dat hij had afgezworen.
Misschien ondanks zijn afwijzing van het geloof uit zijn kindertijd, vermoedde hij nog steeds de kracht ervan. Joyce zou over de kerk verklaren: “Ik voer er openlijk oorlog tegen door wat ik schrijf, zeg en doe.”
Joyce verliet Ierland in 1904. Hij zou er nooit meer wonen, en zijn periodieke en korte bezoeken aan zijn vaderland hielden na 1912 op. In plaats daarvan leidde hij een kosmopolitisch leven met zijn metgezel, en latere vrouw, Nora Barnacle, en hun twee kinderen. Het gezin woonde in Triëst in wat toen deel uitmaakte van het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk, het huidige Italië. Ze woonden ook in Zürich en Parijs – het eerste tijdens de wereldoorlogen en het tweede in de jaren tussen de oorlogen.
Dankzij de vrijgevigheid van rijke mecenassen kon Joyce comfortabel leven. Dit ondanks het feit dat zijn literaire productie relatief gering was. Hij produceerde wat poëzie, een verzameling korte verhalen, een toneelstuk, een autobiografische roman en besteedde vervolgens acht jaar aan het schrijven van zijn magnum opus, Ulysses.
De laatste twee decennia van zijn leven werkte hij aan een andere roman, Finnegans Wake. Deze werd gepubliceerd in 1939 en wordt beschouwd als een van de meest onbegrijpelijke boeken ooit geschreven door een groot auteur. Toch werd zijn reputatie als reus van het literaire modernisme tijdens zijn leven gevestigd en is die, sinds zijn dood in 1941, alleen maar gegroeid.
Het was de Amerikaanse dichter Ezra Pound die 1922, het jaar van de publicatie van Ulysses, aanwees als het moment waarop het modernisme, met name het literaire modernisme, werd geboren. Hij was in de goede positie dit te beoordelen: hij was opgetreden als uitgever voor Joyce bij Ulysses, en ook voor T.S. Eliot bij The Waste Land, dat wordt beschouwd als een van de belangrijkste literair-modernistische teksten. Dat gedicht werd ook gepubliceerd in oktober 1922.
In datzelfde jaar publiceerde Virginia Woolf Jacob’s Room, haar eerste radicaal experimentele roman. Het was ook in 1922 toen Woolf begon te werken aan de roman die later Mrs Dalloway zou worden.
Voor velen leek 1922 dan ook het einde van de oude literaire orde te markeren, een bewuste breuk met het verleden en het begin van een nieuwe literaire toekomst.
Niet iedereen was het daarmee eens echter.
Terwijl Joyce in Parijs de heildronk was van de intellectuele avant-garde, dacht aan de overkant van het Kanaal een andere schrijver ook na over moderniteit. G.K. Chesterton woonde toen met zijn vrouw, Frances, in Beaconsfield. Hun huis in dat kleine Engelse stadje was een wereld verwijderd van dat van de Parijse intellectuelen die worstelden met existentiële vragen die werden ingegeven door het toen modieuze modernisme.
In Top Meadow, het huis van de Chestertons, werd een andere vraag gesteld, maar die was niet louter existentieel – hij was belangrijker dan dat.
De vraag voor Chesterton was of hij het Anglicanisme moest afzweren en Katholiek moest worden. Sinds zijn terugkeer van zijn jeugdige flirt met het occulte naar het christendom, hierin sterk geholpen door Frances, was hij lid geweest van de gevestigde kerk in Engeland.
De schrijver merkte echter in toenemende mate een stille innerlijke ontevredenheid met zijn Anglicaans geloof. Zijn tegenzin om over te stappen naar Rome werd echter aangescherpt door de wetenschap welk effect een dergelijke verandering op zijn vrouw zou hebben: Frances was nog niet klaar om haar man te vergezellen naar de kudde, waartoe hij, naar ze wist, werd aangetrokken. Toch stond Chesterton’s aanhoudende ontevredenheid met zijn eigen gemeenschap – de Kerk van Engeland – in contrast met een groeiende aantrekkingskracht tot een andere, namelijk de Katholieke Kerk. Hij schreef het volgende:
“Het is niet echt een kwestie van waartoe een mens gebracht is te geloven, maar van wat hij moet geloven; wat hij zijns ondanks gelooft. … Hij kan de Kerk niet behandelen als een kind wanneer hij ontdekt heeft dat zij zijn moeder is.”
Met zulke sentimenten was het slechts een kwestie van tijd.
Tegen 1922 was die tijd aangebroken. Uiteindelijk was Chesterton een man zonder bedrog:
“We willen niet, zoals de kranten zeggen, een Kerk die met de wereld mee beweegt. We willen een Kerk die de wereld zal bewegen. … Het is door die test dat de geschiedenis elke Kerk echt zal beoordelen, of het de echte Kerk is of niet.”
Tenslotte, voor iedere christen die de geschiedenis begreep en naar waarheid verlangde zoals hij deed, kon er maar één conclusie zijn.
Op 30 juli 1922 liepen twee priesters, de paters Ignatius Rice en John O’Connor, samen naar Top Meadow. Daar troffen ze de schrijver aan, zittend in een leunstoel, de Catechismus lezend. Chesterton stopte het boek in zijn zak en ging lunchen met de priesters. Tijdens die maaltijd schonk Chesterton wijn in voor iedereen behalve voor zichzelf. Ongewoon voor hem, dronk hij water. Toen de klok drie uur begon te slaan, ging het gezelschap op weg naar het Railway Hotel bij het station van Beaconsfield. Bij gebrek aan een plaatselijke katholieke kerk, had de Ierse hospita van het hotel toegestaan dat de danszaal werd omgebouwd tot een provisorische kapel. Het was daar, onder een golfplaten dak en omgeven door kale houten muren, en terwijl Frances in stilte huilde, dat G.K. Chesterton werd opgenomen in de katholieke kerk.
Chesterton schreef over dit moment in 1926 en publiceerde een essay getiteld “Why I Am a Catholic.” Daarin stelde hij: “De moeilijkheid om uit te leggen waarom ik katholiek ben, is dat er 10.000 redenen zijn die allemaal neerkomen op één reden: dat katholicisme waar is.” In wezen was dit zijn antwoord op het modernisme dat toen zo à la mode was. Scherpzinnig en zich bewust van alle heersende intellectuele stromingen die het modernisme in al zijn gedaanten heeft losgemaakt, voegde hij eraan toe: “De Kerk is niet alleen gewapend tegen de ketterijen van het verleden of zelfs van het heden, maar evenzeer tegen die van de toekomst die precies het tegendeel kunnen zijn van die van het heden.”
Er wordt door critici veel aandacht besteed aan Ulysses als een origineel onderzoek naar de wereldwijde menselijke ervaring, die in het plaatselijke wordt uitgebeeld; de Dubliner Bloom is bedoeld als een ‘everyman’ voor iedereen, op elk moment, op elke plaats. Joyce had honderden bladzijden nodig om dit tot uitdrukking te brengen. Het mag vreemd lijken, maar in het jaar van de publicatie van de roman had Joyce’s tijdgenoot, Chesterton, een soortgelijke observatie in een paar alinea’s verwoord in zijn essay “What Is Amerika?”
“Ik ben,” schreef hij, “er nooit in geslaagd mijn oude overtuiging te verliezen dat reizen de geest vernauwt. Een mens moet tenminste een dubbele inspanning doen van morele nederigheid en verbeeldingskracht om te voorkomen dat het zijn geest vernauwt. … De menselijke band die hij thuis voelt, is geen illusie. Integendeel, het is veeleer een innerlijke realiteit. De mens zit in alle mensen. In reële zin kan elk mens zich bevinden in elke mens. Maar reizen is het binnenste verlaten en gevaarlijk dicht bij het buitenste komen. Zolang hij aan de mens in abstracte zin dacht … slechts als aan hen die werken en hun kinderen liefhebben en sterven, dacht hij aan de fundamentele waarheid over hen.”
In 1926 publiceerde Chesterton The Everlasting Man. Het is een werk dat niet oproept tot een breuk met het verleden, maar tot een erkenning van de essentiële continuïteit die door de hele geschiedenis heen loopt.
Daarin schreef hij het volgende over diegenen die oorlog voerden tegen de Kerk:
“Het lijkt erop dat zelfs haar vijanden vroeg of laat van hun onophoudelijke en eindeloze teleurstellingen zullen leren niet te zoeken naar iets zo eenvoudigs als haar dood. Zij zullen er misschien oorlog mee blijven voeren, maar het zal zijn zoals zij oorlog voeren met de natuur; zoals zij oorlog voeren met het landschap, zoals zij oorlog voeren met de luchten. Zij zullen ernaar uitkijken hoe ze struikelt; zij zullen ernaar uitkijken hoe ze dwaalt; zij zullen niet langer ernaar uitkijken hoe ze eindigt.”
Op 13 januari 1941 stierf Joyce alleen in het midden van de nacht in een ziekenhuis in Zürich. Zijn vrouw, Nora, sloeg later het aanbod van een priester af om een zegen te geven bij het graf van haar man.
Een paar jaar eerder, opnieuw in Top Meadow, op de ochtend van 14 juni 1936, na het ontvangen van de laatste sacramenten, begroette Chesterton zachtjes zijn vrouw en sloot toen voor de laatste keer zijn ogen. Hij werd begraven op het katholieke kerkhof van Beaconsfield, slechts een klein stukje lopen van de Railway Inn, met zijn nu katholieke vrouw, Frances, rustig biddend terwijl haar man te ruste werd gelegd.
K.V. Turley (Kevin) is de Verenigd Koninkrijk correspondent van het Register. Hij schrijft vanuit Londen.
Keywoorden: | G.K. Chesterton | James Joyce | Kevin Turley | NCRegister | The everlasting man | Thuis | Ulysses | Why I Am a Catholic |
Bron: Joyce, ‘Ulysses’ and Chesterton| National Catholic Register (ncregister.com)
Wilt u meer lezen van bijvoorbeeld Kevin Turley, klik dan hier, of gebruik een van de andere ’tags’ bovenaan deze post.