PORTUGAL – Lissabon – 02.08.2023 – 17.30
Vespers met bisschoppen, priesters, diakens, gewijde personen, seminaristen en pastoraal werkers
Mosteiro dos Jerónimos
Homilie van de Heilige Vader
Oorspronkelijke tekst
Dierbare bisschoppenbroeders,
dierbare priesters en diakens, gewijde mannen en vrouwen, seminaristen,
dierbare pastoraal werkers,
dierbare broeders en zusters, goedenavond!
Ik ben blij dat ik in uw midden ben om samen met zoveel jonge mensen de Wereldjongerendagen te beleven, maar ook om te delen in uw eigen weg in de Kerk, uw strijd en uw hoop. Ik dank monseigneur José Ornelas Carvalho voor de woorden die hij tot mij richtte; ik wil graag met u bidden opdat we, zoals hij zei, samen met de jonge mensen moedig “de droom van God omarmen en wegen vinden voor vreugdevolle, grootmoedige en transformerende deelname, voor de Kerk en voor de mensheid”.
Ik ben ondergedompeld in de schoonheid van uw land, een doorgangsland tussen verleden en toekomst, een plaats van oude tradities en grote veranderingen, getooid met weelderige valleien en gouden stranden met uitzicht op de oneindige schoonheid van de oceaan die grenst aan Portugal. Dit doet me denken aan het eerste geroepen worden van de leerlingen, die Jezus riep aan de oevers van het Meer van Galilea. Ik wil graag even stilstaan bij deze roeping, die onderstreept wat we zojuist hebben gehoord in de korte lezing van de Vespers: de Heer heeft ons gered en geroepen, niet op grond van onze werken, maar uit genade (vgl. 2 Tim 1:9). Dit gebeurde in het leven van die eerste discipelen toen Jezus in het voorbijgaan “twee boten op de oever zag liggen. De vissers waren eruit gestapt en hun netten aan het wassen” (Lc 5,2). Jezus stapte in de boot van Simon en nadat hij de menigte had toegesproken, veranderde hij de levens van die vissers door hen uit te nodigen om de zee op te gaan en hun netten uit te werpen. We merken meteen een contrast op: aan de ene kant stappen de vissers uit de boot om hun netten te wassen, d.w.z. ze schoon te maken, ze goed op te bergen en naar huis terug te keren; aan de andere kant stapt Jezus in de boot en nodigt hen uit om hun netten weer uit te werpen voor een visvangst. De verschillen vallen op: de discipelen stappen uit naar beneden, Jezus stapt in, naar boven; zij willen de netten opbergen, Hij wil dat ze die terugwerpen in zee om te vissen.
Allereerst zijn er de vissers die uit de boot stappen om de netten te wassen. Dit is het tafereel dat zich aan Jezus’ ogen voordoet en vanaf dit punt gaat Hij van start. Hij was nog maar kort tevoren begonnen met prediken in de synagoge in Nazareth, maar zijn dorpsgenoten hadden hem de stad uitgejaagd en zelfs geprobeerd om hem te doden (vgl. Lc 4:28-30). Dus verlaat Hij de heilige plaatsen en begint het Woord onder de mensen te prediken, op de straten waar de vrouwen en mannen van zijn tijd elke dag werkten. Christus is erop uit Gods nabijheid te brengen naar de plaatsen en situaties waar mensen leven, worstelen, hopen, en bij wie soms het stuklopen en de tegenslagen aan hun handen kleven, net als bij die vissers die ’s nachts niets hadden gevangen. Jezus kijkt liefdevol naar Simon en zijn metgezellen die, moe en bedrukt, hun netten wassen, gewoontegetrouw te werk gaan, wat echter tegelijkertijd ook moe en gelaten maakt: er zat niets anders op dan met lege handen huiswaarts te keren.
Soms kunnen we op onze weg als Kerk een soortgelijke afmatting ervaren, wanneer het ons toeschijnt dat we alleen maar lege netten in handen houden. Het is een wijdverbreid gevoel in landen met een oude christelijke traditie die vele sociale en culturele veranderingen doormaken en steeds meer gekenmerkt worden door secularisme, onverschilligheid tegenover God, en door een toenemend zich afwenden van de praktijk van het geloof. En dit wordt vaak geaccentueerd door de teleurstelling en woede die sommigen voelen ten opzichte van de Kerk, soms vanwege ons slechte getuigenis en de schandalen die haar gelaat hebben verminkt, en die vragen om een nederige en voortdurende zuivering, uitgaande van de kreet van pijn van de slachtoffers, die altijd verwelkomd en gehoord moeten worden. Wanneer men zich echter ontmoedigd voelt, bestaat het risico, dat men uit de boot stapt en verstrikt raakt in de netten van berusting en pessimisme. In plaats daarvan moeten we onze inspanningen en tranen naar de Heer brengen en vervolgens pastorale en geestelijke situaties met een open hart onder ogen zien en samen menige nieuwe weg voorwaarts uitproberen, in het vertrouwen dat Jezus zijn geliefde bruid steeds bij de hand blijft nemen en overeind helpt.
Zodra de apostelen namelijk naar beneden gaan om hun gebruikte uitrusting te wassen, stapt Jezus in de boot en nodigt hen uit om hun netten opnieuw uit te werpen. Hij komt ons opzoeken in onze eenzaamheid en in onze crises om ons te helpen opnieuw te beginnen. Ook vandaag komt hij langs de oevers van het bestaan om weer hoop tot leven te wekken en ook tegen ons te zeggen, net als tegen Simon en de anderen: “Ga de zee op naar het diepe gedeelte en werp je netten uit voor een goede vangst” (Lc 5,4). Broeders en zusters, wat we nu meemaken is zeker een moeilijke tijd, maar de Heer vraagt de Kerk van vandaag: “Wil je uit de boot stappen en wegzinken in teleurstelling of laat je Mij de boot inkomen en sta je toe dat de nieuwheid van mijn Woord nog eenmaal het roer overneemt? Wil je alleen vasthouden aan het verleden dat achter je ligt of je netten met enthousiasme weer uitwerpen om te gaan vissen?”. Dit is wat de Heer van ons vraagt: om weer rusteloosheid voor het evangelie op te wekken. En we zouden kunnen zeggen dat dit de “goede” rusteloosheid is die de onmetelijkheid van de oceaan aan jullie Portugezen doorgeeft: de oever achter zich laten, niet om de wereld te veroveren, maar om haar te verblijden met de troost en vreugde van het evangelie. Binnen dit perspectief kan men de woorden lezen van een van uw grote missionarissen, pater António Vieira, “Paiaçu” genaamd, grote vader. Hij zei dat God jullie een klein land gaf om in geboren te worden, maar dat hij jullie ook door het uitzicht over de oceaan de hele wereld gaf om in te sterven: “Om geboren te worden, weinig land; om te sterven, de hele aarde: om geboren te worden, Portugal; om te sterven, de wereld” (A. VIEIRA, Homilies, Vol. III, Syllabus VII, Porto 1959, p. 69). De netten opnieuw uitwerpen en de wereld omarmen met de hoop van het evangelie: hiertoe zijn we geroepen! Het is niet de tijd om te pauzeren en op te geven, om de boot aan de kant te leggen of achterom te kijken; we moeten niet wegvluchten voor deze tijd omdat hij ons bang maakt en onze toevlucht nemen tot vormen en stijlen uit het verleden. Nee, dit is de tijd van de genade die de Heer ons geeft om ons op de zee van evangelisatie en zending te wagen.
Maar daarvoor moeten we ook keuzes maken. Ik wil er drie aangeven, geïnspireerd door het Evangelie.
Allereerst: het diepe opzoeken. Om de netten weer uit te werpen, moeten we de kust van teleurstellingen en traagheid verlaten, afstand nemen van die zoetgevooisde droefheid en dat ironische cynisme dat ons overvalt bij moeilijkheden. Dat is nodig om van defaitisme naar geloof over te gaan, zoals Simon die, na de hele nacht vergeefs gezwoegd te hebben, zegt: “Op uw woord zal ik de netten uitwerpen” (Lc 5,5). Maar om elke dag op de Heer en zijn Woord te vertrouwen, zijn woorden niet genoeg, er is veel gebed nodig. Alleen in aanbidding, alleen voor de Heer kan men de smaak en passie voor evangelisatie terugvinden. Dan overwint men de verleiding om een ‘pastoraal van nostalgie en wroeging’ te bedrijven en heeft men de moed om de zee op te gaan, zonder ideologieën en zonder wereldsheid, bezield door één enkel verlangen: dat het evangelie iedereen moge bereiken. U hebt veel voorbeelden op deze weg en, omdat we ons onder jongeren bevinden, wil ik graag een jonge man uit Lissabon, de heilige João de Brito, gedenken die eeuwen geleden, te midden van vele moeilijkheden, naar India vertrok en zo begon te spreken en zich zo te kleden als de mensen die hij ontmoette om Jezus aan te verkondigen. Ook wij zijn geroepen om onze netten uit te werpen in de tijd waarin we leven, om de dialoog aan te gaan met iedereen, om het evangelie begrijpelijk te maken, ook al moeten we daarvoor misschien riskeren in een paar stormen terecht te komen. Net als de jonge mensen die vanuit de hele wereld hierheen komen om de reusachtige golven van Nazaré te trotseren, gaan ook wij zonder angst de zee op. We zijn niet bang om de open zee het hoofd te bieden, want te midden van de storm en tegenwinden komt Jezus ons tegemoet, die zegt:”Houd moed, Ik ben het, wees niet bang” (Mt 14,27)”.
Een tweede keuze: samen het pastorale werk tot stand brengen. In de tekst vertrouwt Jezus Petrus de taak toe om de diepte op te zoeken, maar daarna spreekt hij in het meervoud en zegt “werpt de netten uit” (Lc 5,4): Petrus zit aan het roer van de boot, maar iedereen zit erbij in de boot en iedereen wordt opgeroepen om de netten te laten zakken. En als ze een grote hoeveelheid vis vangen denken ze niet dat ze die alleen aankunnen, en behandelen de goede vangst niet als bezit en privé-eigendom, maar, zegt het Evangelie, “ze gaven hun metgezellen in de andere boot een seintje om hen te komen helpen” (Lc 5,7). Op deze manier vulden ze twee boten, niet één. Eén betekent eenzaamheid, zich opsluiten in zichzelf, een illusie van zelfvoorzienend zijn, twee betekent relatie. De Kerk is synodaal, ze is gemeenschap, wederzijdse hulp, en gemeenschappelijke weg. Dit is het doel van de huidige synode, die in oktober voor het eerst bijeen zal komen. Op de boot van de Kerk moet plaats zijn voor iedereen: alle gedoopten worden opgeroepen om aan boord te komen en hun netten uit te werpen en zich persoonlijk in te zetten voor de verkondiging van het evangelie. Dit is een grote uitdaging, vooral in situaties waarin priesters en gewijde personen onder grote druk staan omdat, er steeds minder van hen zijn en de pastorale behoeften juist nog groter. Deze situatie kunnen we echter ook als een kans beschouwen om met broederlijk enthousiasme en gezonde pastorale creativiteit de leken erbij te betrekken. De netten van de eerste leerlingen worden zo een beeld van de Kerk, die een ‘netwerk van menselijke, spirituele en pastorale relaties’ is. Als er geen dialoog, verantwoordelijkheid en participatie is, wordt de Kerk oud. Ik zou het zo willen zeggen: nooit mag een bisschop zonder zijn presbyteraat en het Volk van God zijn; een priester nooit zonder zijn broeders; en allen samen – priesters, religieuzen en lekengelovigen – mogen als Kerk, nooit zonder de anderen, zonder de wereld zijn. Zonder wereldsheid, maar niet zonder de wereld. In de Kerk helpen we elkaar, ondersteunen we elkaar en is men geroepen om een constructief klimaat van broederlijkheid ook naar buiten uit te dragen. Zo schrijft de heilige Petrus dat wij de levende stenen zijn die gebruikt worden voor de bouw van een geestelijk huis (vgl. 1 Petr. 2, 5).Ik zou hieraan willen toevoegen: jullie Portugese gelovigen zijn ook een “calçada”, jullie zijn de kostbare stenen van die gastvrije en glanzende vloer waarop het Evangelie moet wandelen: er mag geen enkele steen ontbreken, anders valt het meteen op. Dit is de Kerk die we, met Gods hulp, geroepen zijn op te bouwen!
Tot slot de derde keuze: vissers van mensen worden. Jezus vertrouwt de leerlingen de missie toe om de de zee van de wereld te bevaren. Vaak wordt de zee in de Schrift geassocieerd met de plaats van de Boze en de vijandige machten die mensen niet kunnen beheersen. Daarom betekent het opvissen van mensen en hen uit het water halen hen helpen op te staan van waar ze in weggezonken zijn, hen te redden van het kwaad dat hen dreigt te verdrinken, hen te doen herrijzen uit alle vormen van dood. Het evangelie is namelijk een verkondiging van leven in de zee van de dood, van vrijheid in de draaikolk van slavernij, van licht in de afgrond van de duisternis. Zoals de heilige Ambrosius zegt, “terecht lijkt de uitrusting van de apostelen op een visnet: want netten laten het gevangen visje niet sterven, maar houden hem vast, trekken hem uit de diepte naar het licht” (Exp. Luc. IV, 68-79). Er is zoveel duisternis in de huidige maatschappij, ook hier in Portugal. We hebben het gevoel dat er een gebrek is aan enthousiasme, aan moed om te dromen, aan kracht om uitdagingen aan te gaan, aan vertrouwen in de toekomst. En ondertussen navigeren we over het water van de onzekerheid, van economische onzekerheid, de armoede aan sociale vriendschap, het gebrek aan hoop. Wij, als Kerk, zijn belast met de taak om ons op de wateren van deze zee te begeven om het net van het evangelie uit te werpen, zonder met de vinger te wijzen, maar door naar de mensen van onze tijd een voorstel van nieuw leven te brengen, dat van Jezus: de aanvaarding van het Evangelie brengen naar een multiculturele samenleving; de nabijheid van de Vader binnenbrengen in situaties van economische onzekerheid en armoede die vooral onder jongeren toenemen; de liefde van Christus daar brengen waar het gezin kwetsbaar is en relaties beschadigd zijn; de vreugde van de Geest brengen waar demoralisatie en fatalisme heersen. Een van uw schrijvers schreef: “Om in de oneindigheid aan te komen, en ik geloof dat we daar kunnen komen, hebben we een haven nodig, eentje maar, een veilige haven, en van daaruit vertrekken we naar het Onbekende” (F. PESSOA, Livro do Desassossego, Lisboa 1998, 247). Laten we dromen van de Portugese Kerk als een ‘veilige haven’ voor iedereen die geconfronteerd wordt met overvaren worden, met schipbreuken en de stormen van het leven!
Ik dank u vanuit mijn hart, broeders en zusters, voor het luisteren, voor wat u doet, voor uw voorbeeld en voor uw standvastigheid. Heel veel dank! Laten we de kerk niet veranderen in grenzen die alleen de rechtvaardigen over kunnen steken. De goeden, de zondaren, iedereen, iedereen zou binnen moeten kunnen komen in Gods kerk! En ik vertrouw jullie toe aan Onze Lieve Vrouwe van Fatima, aan de hoede van de Engel van Portugal en aan de bescherming van uw grote heiligen, in het bijzonder, hier in Lissabon, van de heilige Antonius, de onvermoeibare apostel, geïnspireerde prediker, de volgeling van het evangelie die opmerkzaam de kwalen van de samenleving heeft waargenomen en vol medelijden was voor de armen: Moge hij voor u voorspreken en u de vreugde schenken van een nieuwe wonderbaarlijke visvangst. En vergeet alstublieft niet voor mij te bidden.
Bron: Persbureau van het Vaticaan / EWTN Vaticano
Vertaling: EWTN Lage Landen (A.V)
Meer lezen over ‘visser van mensen zijn’? klik hier.
230802 [XLS000]