NIEUWSBRIEF
DOE MEE! VACATURES
STEUN ONS

Homilie Paus Franciscus tijdens uitvaartmis van paus emeritus Benedictus XVI

Rome, donderdag, 05.01.2023

Tekst van de homilie die paus Franciscus hield na de verkondiging van het Heilig Evangelie tijdens de uitvaartmis voor emeritus paus Benedictus XVI:

“Vader, in uw handen beveel ik mijn geest” (Lc 23,46). Dit waren de laatste woorden die de Heer heeft uitgesproken aan het kruis; zijn laatste zucht – zouden we kunnen zeggen -, die bevestigde wat zijn hele leven kenmerkte: een voortdurend zich overgeven in de handen van zijn Vader. Handen van vergeving en mededogen, van genezing en barmhartigheid, handen van zalving en zegening, die hem ertoe brachten ook zichzelf uit te leveren in de handen van zijn broeders. De Heer, open voor de persoonlijke verhalen die hij op zijn weg ontmoette, liet zich beitelen (vert.: vormen) door de wil van God, waarbij hij alle gevolgen en moeilijkheden van het Evangelie op zijn schouders nam, tot zijn handen de door zijn liefde gekerfde sporen lieten zien: “Kijk naar mijn handen,” zei hij tegen Thomas (Joh 20,27), en zegt het tegen ieder van ons. Doorstoken handen die uitreiken en onophoudelijk blijven uitgestoken, opdat wij de liefde van God voor ons kennen en erin geloven (vgl. 1 Joh 4,16).[1]

“Vader, in uw handen beveel ik mijn geest” is de uitnodiging en het levensprogramma dat Hij inblaast en dat als een pottenbakker (vgl. Jes. 29, 16) het hart van de herder wil omvormen, totdat daarin dezelfde gezindheid klopt als van Christus Jezus (vgl. Fil. 2, 5). Een dankbare toewijding van de dienst aan de Heer en zijn Volk die voortkomt uit het aannemen van een volledig belangeloos geschenk: “Je hoort mij toe … je hoort bij hen,” fluistert de Heer; “je staat onder de bescherming van mijn handen, onder de bescherming van mijn hart. Je bent geborgen in de holte van mijn handen en geef mij de jouwe”.[2] Het is het neerbuigen van God en zijn nabijheid die in staat is zich in die breekbare handen van zijn discipelen neer te leggen om zijn volk te voeden en hen met Hem te laten zeggen: neemt en eet, neemt en drinkt, want dit is mijn lichaam dat voor u gegeven wordt (vgl. Lc 22,19).

Een biddende toewijding, die in stilte gevormd en verfijnd wordt te midden van de kruispunten des levens en de tegenstellingen die de herder onder ogen moet zien (vgl. 1 Petr. 1, 6-7) en de vertrouwvolle uitnodiging om de kudde te weiden (vgl. Joh. 21, 17). Zoals de Meester draagt hij de vermoeidheid van de intercessie (vert.: voorspraak) en de uitputtingsslag van de zalving van zijn volk op zijn schouders, vooral daar waar de goedheid strijd moet leveren en de broeders hun waardigheid bedreigd zien (vgl. Heb 5,7-9). Tijdens deze bemiddelende ontmoeting wekt de Heer de zachtmoedigheid op die in staat is tot begrijpen, tot verwelkomen, tot hopen, tot risico’s nemen, uitstijgend boven het onbegrip dat dit kan oproepen. Het is een onzichtbare en ongrijpbare vruchtbaarheid, die voortkomt uit het weten in wiens handen men zijn vertrouwen heeft gelegd (vgl. 2 Tim 1:12). Biddend en aanbiddend vertrouwen, in staat om de handelingen van de herder te interpreteren en zijn hart en beslissingen aan te passen aan de tijden van God (vgl. Joh 21,18): “Herder zijn betekent liefhebben, en liefhebben betekent ook bereid zijn te lijden”. Liefhebben betekent: de schapen het werkelijk goede geven, de voeding van Gods waarheid, van Gods woord, het voedsel van zijn aanwezigheid.'[3]

Een ondersteunde toewijding, door de troost van de Geest, die hem altijd voorgaat in de zending: de hartstochtelijke zoektocht om de schoonheid en de vreugde van het Evangelie over te brengen (vgl. Apostolische Exhort. Gaudete et exsultate, 57), de vruchtbare getuigenis van hen die, zoals Maria, op vele manieren aan de voet van het kruis blijven, in die pijnlijke maar robuuste vrede die noch aanvalt noch onderwerpt; en de hardnekkige maar geduldige hoop dat de Heer zijn belofte zal vervullen, zoals hij onze vaderen en zijn nakomelingen voor altijd heeft beloofd (vgl. Lc. 1, 54-55).

Ook wij, stevig verbonden met de laatste woorden van de Heer en met het getuigenis dat zijn leven kenmerkte, wensen als kerkelijke gemeenschap in zijn voetsporen te treden en onze broeder toe te vertrouwen aan de handen van de Vader: mogen deze handen van barmhartigheid zijn lamp brandend vinden met de olie van het Evangelie, die hij tijdens zijn leven heeft verspreid en waarvan hij heeft getuigd (vgl. Mt 25,6-7).

De heilige Gregorius de Grote nodigt een vriend uit met de aansporing, aan het einde van de Pastorale Regel, om hem deze geestelijke begeleiding te bieden: “Te midden van de stormen van mijn leven word ik getroost door het vertrouwen dat u mij drijvende houdt op de tafel van uw gebeden, en dat, als het gewicht van mijn fouten mij neerhaalt en vernedert, u mij de hulp van uw verdiensten leent om mij op te trekken. ” Het is het besef van de herder dat hij niet alleen kan dragen hetgeen hij in werkelijkheid nooit alleen had kunnen dragen, en daarom weet hij zich over te geven aan het gebed en aan de zorg van het volk dat hem werd toevertrouwd.[4] Het is het gelovige volk van God dat, bijeengekomen, het leven van degene die hun herder is geweest begeleidt en toevertrouwt. Zoals de vrouwen in het evangelie bij het graf, zo zijn wij hier met de geur van dankbaarheid en de balsem van hoop om hem nog één keer de liefde te tonen die niet verloren gaat; wij willen dat doen met dezelfde zalving, wijsheid, zachtheid en toewijding die hij in de loop der jaren heeft kunnen schenken. Wij willen samen zeggen: “Vader, in uw handen geven wij zijn geest”.

Gezegende, trouwe vriend van de Bruidegom, moge uw vreugde volmaakt zijn in het definitief en voor altijd horen van zijn stem!

[1] Cf. Benedictus XVI, Encycliek Deus caritas est, 1.

[2] Vgl. Id., Homilie bij de Chrisma-mis, 13 april 2006.

[3] Id., Homilie bij de mis aan het begin van het Pontificaat, 24 april 2005.

[4] Cf. ibid.

Bron: Holy See press office – pubblicazione 0008 – oorspronkelijk uitgesproken tekst: Italiaans


230104 | [XLS000] |