
Waarom is een vroege martelaar het beroemdst om iets wat hij waarschijnlijk niet heeft gedaan?
Diaken Thomas L. McDonald; Blogs; 4 april 2025 – Een dappere soldaat die de draak verslaat en de prinses redt is zo ongeveer het beste en oudste verhaal dat er is, maar wat doet dat in het verhaal van een vroegchristelijke martelaar, en wat weten we echt over deze man genaamd Georgios, of zoals zijn naam in het Nederlands luidt: Joris?
Met enig gezag kunnen we zeggen dat een man met de naam Joris aan het einde van de derde eeuw leefde, christen was, de dood vond in Lydda tijdens de vervolgingen van Diocletianus en een vroege cultus kreeg die een opmerkelijk niveau van populariteit bereikte. Vroege kerkwijdingen in zijn naam wijzen op een populaire devotie die ongeveer 100 jaar na zijn dood ontstond. Vanaf dat moment verspreidde de devotie zich terwijl nieuwe heiligenlevens werden geschreven die zijn verhaal steeds mooier maakten, totdat hij in de Middeleeuwen zeer werd vereerd en beschouwd als een van de Veertien Noodhelpers. Zijn datering zou 280 tot 303 kunnen zijn, en een dood in zijn vroege twintiger jaren lijkt aannemelijk. De traditie plaatst Joris in een gerespecteerde familie uit Cappadocië, waar hij werd gedoopt in een klooster.
Eusebius vermeldt dat het begin van de vervolgingen door Diocletianus gepaard ging met het verspreiden van plakkaten waarin de vernietiging van kerken, het verbranden van alle teksten en het algemeen verbieden van het christendom werd bevolen. Hij beweert dat een dappere man een plakkaat van de muur haalde en vervolgens werd gemarteld en gedood.
Eusebius noemt de man niet bij naam, maar hij wordt traditioneel geïdentificeerd met Sint Joris, terwijl zijn dood plaatsvond in de geboortestad van zijn moeder, Lydda (Lod, Israël). Paus Gelasius I noemt hem in 494 een martelaar die het waard is om vereerd te worden, maar die ook het onderwerp is van biografieën door ketters. Hij wordt soms verward met anderen met de naam Joris (Georgios), waaronder een bisschop uit Alexandrië en een Arische ketter. Sommige van deze vroege verhalen beschrijven een heilige die een visioen van Jezus had waarin hem werd verteld dat hij zeven jaar lang gemarteld zou worden, herhaaldelijk gedood zou worden en weer tot leven zou worden gewekt.
Een merkwaardig zijspoor van Joris-wetenswaardigheden komt tot ons van Adomnan (624-704), abt van de abdij van Iona en auteur van het leven van de heilige Columba. Een Frankische bisschop genaamd Arculf leed schipbreuk in Schotland en vertelde Adomnan het verhaal van zijn pelgrimstocht naar het Heilige Land rond 670. Het resulterende werk, De Locis Sanctis, is een schat aan informatie en vermeldt een zeer vereerde heilige genaamd Georgius (de Latijnse variant van Joris) die een monument heeft in Lydda.
Deze Georgius was volgens Arculf eerder een biechtvader dan een martelaar en een monumentale pilaar was een devotieplaats. Georgius werd wreed gemarteld op de pilaar, die de afdruk van zijn handen droeg en later werd gebeeldhouwd met zijn beeltenis. Arculf vertelt een ooggetuigenverhaal over een soldaat die beloofde de heilige te eren als hij zijn komende militaire campagnes zou overleven. De soldaat keert later veilig terug uit de oorlog en legt als dank goud ter waarde van zijn mooie paard bij het standbeeld. Deze versie markeert de eerste verschijning van het verhaal op de Britse eilanden en toont een vroege verbinding met de militaire en ruiterpatronaten die blijven bestaan als onderdeel van Joris’ arbeidsterrein.
Thuisgebracht van de kruistochten
Het volgende deel van Joris’ explosie in populariteit was te danken aan de kruisvaarders, die deze heilige, inmiddels geassocieerd met soldaten en ruiters, leerden kennen op hun veldtochten naar het Heilige Land. Ze adopteerden hem als hun eigen heilige en de devotie explodeerde na de aanval op Antiochië in 1098. De kruisvaarderslegers baden om zijn voorspraak in een wanhopige strijd tegen de Saracenen waarin alle hoop verloren leek. Plotseling kwam er een visioen van donderende troepen geleid door de heilige Demetrius en Joris. William of Malmsbury beschrijft het zo in zijn Kroniek:
Ze verbeeldden zich bovendien dat ze de oude martelaren zagen, die vroeger soldaten waren geweest en die eeuwige beloning hadden gekregen door hun dood, ik bedoel Joris en Demetrius, haastig naderend met opgeheven vaandel vanuit de bergachtige gebieden, pijlen slingerend naar de vijand, maar de Franken helpend. Het valt ook niet te ontkennen dat de martelaren de christenen bijstonden, zoals de engelen vroeger de Makkabeeën bijstonden, vechtend voor dezelfde zaak.
Joris werd naar verluidt ook gezien terwijl hij de troepen in Jeruzalem aanvoerde. Tijdens de Derde Kruistocht werd de achterhoede van Richard aangevallen op de weg van Akko in 1191. Het leek een verloren zaak totdat een soldaat om de hulp van Sint Joris riep en anderen zijn naam als strijdkreet aannamen en uiteindelijk de aanvallende Saracenen versloegen. For England and Saint George zou een kreet ter aanvuring van soldaten worden.
Over die draak
Het verhaal van de draak is vrij laat aan Joris verbonden. Het komt voor het eerst voor in een proloog die in de 12e eeuw werd toegevoegd aan de Griekse Passie van Joris. De motieven van het verhaal komen uit een gemeenschappelijke bron van drakenoverlevering en zijn waarschijnlijk gebaseerd op Joris’ ruiter- en militaire beschermheerschap om hem het kwaad te laten overwinnen in een tastbare en levendige vorm.
Dat maakte het aantrekkelijk voor zowel predikers als kunstenaars, vooral toen het werd naverteld in de Gouden Legende, een van de meest gelezen werken uit die tijd. Het is goed mogelijk dat het nooit de bedoeling was om het letterlijk te nemen, vooral omdat Jacobus de Voragine, de auteur van de Gouden Legende, niet in draken lijkt te geloven.
Het verhaal speelt zich af in Silena, Libië. De stad wordt geteisterd door een pestilente draak, die uit de nabijgelegen moerassen komt om zijn dodelijke dampen uit te ademen over de onschuldige bevolking. Om hem op afstand te houden, geven de mensen hem twee schapen per dag, zodat hij gevoed en rustig blijft.
Maar al snel zijn de schapen op en keert de draak terug om zijn ziekteverwekkende adem naar de stad te brengen. En dus kiezen de mensen ervoor om hun eigen kinderen aan de draak te offeren, door hun zonen en dochters te loten, waarbij niemand van de loting wordt uitgesloten.
Op een dag valt het lot op de dochter van de koning, en als die geld biedt voor een ander om haar plaats in te nemen, spreekt het volk zijn verontwaardiging uit en dreigt het paleis en de koninklijke familie in brand te steken. De koning vraagt acht dagen om te rouwen om zijn dochter en als het zover is, kleedt hij haar in koninklijke gewaden, weent om haar in een scène met veel pathos en stuurt haar huilend weg om haar lot te ondergaan.
Toevallig komt ze onderweg de ridder Joris tegen en hij vraagt waarom ze huilt. Nadat ze hem heeft gewaarschuwd, legt ze haar hachelijke situatie uit. Joris antwoordt: “Wees niet bang, dochter, want ik zal je helpen in de naam van Christus.”
Vrezend voor zijn leven, vraagt ze hem te vluchten, maar op dat moment komt de draak uit het water. Joris bestijgt zijn paard, maakt het kruisteken en valt aan door zijn speer naar het grote beest te slingeren.
Het beest valt, maar wordt niet gedood, dus zegt Joris tegen het meisje dat ze haar gordel om de nek van de draak moet gooien en niet bang hoeft te zijn. Nadat ze het beest heeft aangelijnd, wordt het als een tamme hond en volgt het haar met Joris terug naar de stad.
De mensen slaan angstig op de vlucht, maar Joris zegt: “Wees niet bang, want de Heer heeft mij naar jullie gestuurd, om jullie te bevrijden van de straffen die de draak jullie heeft opgelegd. Geloof alleen in Christus. Als ieder van jullie zich laat dopen, zal ik deze slang doden.”
Die dag worden 20.000 mensen gedoopt en Joris trekt zijn zwaard en doodt het beest. Ter ere van hem bouwt de koning een groot altaar, waaruit een sprankelende bron ontspringt die iedereen geneest die van het water drinkt. De koning biedt Joris al zijn geld aan, maar de ridder staat erop dat het aan de armen wordt gegeven.
Hij instrueert de koning over vier laatste punten: bouw en zorg voor Gods kerken, laat zijn priesters een eerbaar leven leiden, bid de getijden van het goddelijk officie en zorg voor de armen. Daarop kust Joris de grond, bestijgt zijn paard en vervolgt zijn weg.
Diaken Thomas L. McDonald Thomas L. McDonald dient als diaken in het bisdom Trenton, waar hij zich onder andere bezighoudt met catechese en rouwbegeleiding. Hij schrijft op An Owl Among the Ruins en Weird Catholic.
Vertaling: EWTN Lage Landen (HR)
Meer lezen over het leven van heiligen? Klik dan hier