Door: Pater Paul V. Mankowski S.J., April 1993
Red: De auteur was hoogleraar bijbel wetenschappen aan het Pauselijk Bijbels Instituut te Rome. Hij is in 2020 plotseling overleden. Kardinaal George Pell heeft toen een indrukwekkende korte necrologie geschreven over Pater Paul V. Mankowski S.J..
“Ontdoe me hier van mijn sekse!” Lady Macbeth’s gebed was, veelbetekenend, gericht tot de goden van de dood – “jullie geesten die moorddadige plannen steunen” – en we herinneren ons met huivering hoe volledig en levendig haar smeekbede werd beantwoord. Zij was, grotendeels maar niet geheel, een product van de verbeelding, en toch was Shakespeare’s krachtige en gruwelijke antiheldin een voorloper van een soort christen voor wie het samengaan van gebed, persoonlijke plannen en ontkenning van het leven iets radicaal nieuws opleverde, een derde orde van seksualiteit – een wijze van mens-zijn die noch authentiek mannelijk noch herkenbaar vrouwelijk is, noch leven verwekkend, noch leven ontvangend, noch gericht op scheppen, noch geschapen om te voeden: “Maak me hier geslachtloos!”
Het is belangrijk op te merken, dat wanneer Lady Macbeth bidt, dat ze geslachtloos gemaakt mag worden, ze niet pleit voor een vermindering van haar libido, maar voor een bevrijd worden van mededogen. De sappen van seksuele uitzinnigheid mogen ongecontroleerd stromen; het zijn de gewetensvragen die vlekkeloos weggevaagd moeten worden.
Kom naar mijn vrouwenborsten
En vervang mijn melk door gal, jullie moordzuchtige dienaren,
Waar jullie ook in jullie blinde substanties wachten op het onheil van de natuur!”
De uitkomst is dat niet de lust, maar het leven vervreemd moet worden bij de ingewijden van deze Derde Orde van de Geslachtlozen.
De vraag die men mij heeft gesteld is: “Heeft de anticonceptie-mentaliteit het religieuze leven geslachtloos gemaakt?” Het korte antwoord is: Ja, absoluut. Ik wil het gebed van Lady Macbeth gebruiken om de paradox te bespreken van celibataire mannen en vrouwen die hun leven opnieuw als middelpunt een contraceptieve wereldvisie geven. De anticonceptie-mentaliteit is meer dan de overtuiging dat kunstmatige geboortebeperking moreel geoorloofd is. Het omvat een uitgebreid samenhangend geheel van opvattingen over zonde, religieus gezag, menselijke levensvervulling en seksualiteit – opvattingen die bepalend zijn voor keuzes die centraal staan in elk mensenleven, ook voor degenen voor wie persoonlijke vruchtbaarheid en onvruchtbaarheid volstrekt irrelevante kwesties zijn.
Handelingen om bevruchting te voorkomen en de morele veroordeling daarvan zijn van even oude datum. Zoals bekend is de anticonceptiecrisis ontstaan met de ontwikkeling en het op de markt brengen van oraal in te nemen anticonceptiemiddelen. De ‘pil’ (of, zoals het in Groot-Brittannië oneerbiedig wordt genoemd, ‘de Tablet’) spitste de morele kwesties toe en polariseerde de voorstanders van concurrerende oplossingen resoluut en onherroepelijk. Dit is niet alleen, of zelfs maar in de eerste plaats, het gevolg van wat misleidend de ‘seksuele revolutie’ wordt genoemd die door de pil op gang is gebracht. De seksuele revolutie was helemaal geen revolutie, maar de normale werking van de sociale zwaartekrachtwetten. “Mensen deden meer van wat ze voorheen al deden, simpelweg omdat één remming – de angst voor ongewenste zwangerschap – werd afgezwakt. Het water van het seksuele libido stroomde bergafwaarts nadat een sluisdeur was geopend: geen verrassing. Nee, de echte revolutie die de pil teweegbracht was niet seksueel, maar religieus.
Anticonceptie is van oudsher beoordeeld als een voorbeeld van seksueel wangedrag, en seksuele zonden zijn door moralisten van alle tradities over het algemeen behandeld als zonden van wilszwakte. Heiden, christen, moslim en jood wisten allemaal even goed, dat het verkeerd is voor het gezinshoofd om te rollebollen met het melkmeisje, maar erkenden dat in een moment van zwakte een man die in het algemeen vastbesloten is om rechtschapen te leven, ten prooi kan vallen aan verleiding. Het begrip van berouw, boetedoening en verzoening varieerde sterk, maar allen erkenden het verschijnsel van de lust die zich meester maakt van het moment. De pil veranderde dat alles. Bevruchting voorkomen volgens deze methode betekende niet een capituleren voor de dringende hartstochten van een bepaald moment, maar een handeling – beter gezegd, een reeks handelingen – die duidelijk van tevoren werd ingezien en waar men in koelen bloede, zonder hartstocht, met overleg en vastbeslotenheid mee had ingestemd. Het meerderheidsrapport van de geboortebeperkingscommissie van paus Paulus VI probeerde op een klunzige manier het gebruik van de pil gelijk te stellen aan impulsief begane menselijke daden, maar deze concessie werd terecht met minachting verworpen door katholieke echtparen, die volhielden dat zij anticonceptie gebruikten als een bewust (en, in hun ogen, gewetensvol) overwogen keuze. Voor degenen die in het begin van de jaren ’60 zich hadden verzoend met de pil, was de door Humanae Vitae teweeggebrachte schok verbijsterend. Dat is het nog steeds.
Maak me hier geslachtloos! smeekte Lady Macbeth,
… maak mijn bloed dik.
Stop de toegang en doorgang tot berouw,
laat geen bezoek van wroeging
mijn kwaadaardige doel doen wankelen,
noch de vrede bewaren tussen doel en gevolg.
Dit is niet iemand die probeert de slechte middelen voor een als goed beschouwd doel te rechtvaardigen, of iemand die achteraf vergiffenis vraagt voor een erkende misstap. Zij bidt om verlost te worden van het vermogen tot wroeging, om gewetensvragen geheel achter zich te laten.
Zij besluit zich vast te pinnen op haar doel, en alleen op dat doel, met uitsluiting van alle andere overwegingen. Vanaf het moment dat de Kerk de keuze voor anticonceptie door middel van de pil opnam in de categorie van moreel veroordeelde handelingen, kon geen enkele katholiek de biechtstoel verlaten met twijfel over zijn vermogen om in dit opzicht “niet meer te zondigen” (zoals, laten we zeggen, een boeteling zou kunnen twijfelen aan zijn kracht om de zonden van onkuisheid of godslastering te vermijden). Anticonceptie behelst helemaal geen verleiding in de zin van drang om toe te geven aan een impuls (Was Lady Macbeth in de verleiding gekomen om Duncan te vermoorden?), maar veeleer het besluit om zijn leven te leiden in openlijke ongehoorzaamheid aan de Kerk. Aan contraceptie doen en tegelijk proberen katholiek te blijven vereist bijgevolg de ontwikkeling van een geheel nieuwe religieuze houding, een houding die gebaseerd is op twee overtuigingen: ten eerste de overtuiging dat de onderwijzende Kerk ernaast zit op een gebied waarop zij uitdrukkelijk gezag claimt; en ten tweede de overtuiging dat een katholiek op coherente wijze kan volhouden dat de Kerk verkeerd zit op één gebied en goed (of goed genoeg) op andere, zodat het lidmaatschap van de Kerk een gewetensvolle en zinvolle keuze blijft.[1]
Zelfs op pastoraal niveau, kregen erg weinig religieuzen rechtstreeks te maken met de concrete inhoud van Humanae Vitae. Toch was de religieuze houding die uit de afwijzing van Humanae Vitae naar voren kwam van het allergrootste belang voor hun leven. Want het omvat de overtuiging dat er een hogere, of diepere, of in ieder geval betrouwbaardere bemiddelaar van Gods wil bestaat dan de onderwijzende Kerk. Dit punt kan niet genoeg benadrukt worden. Als de Kerk in Humanae Vitae het niet bij het rechte eind heeft, kan het oordeel dat zij verkeerd zit alleen worden geveld onder verwijzing naar een of andere standaard. Die standaard kan natuurlijk niet de Kerk zelf zijn; sommigen beweren dat het de morele intuïtie is, anderen een meer academisch achtenswaardige lezing van de Schrift of van de geschiedenis van de leer; weer anderen een of ander alomvattend systeem van ethiek of logica. Maar het cruciale punt is dat welke maatstaf ook als fundamenteel betrouwbaar wordt beschouwd, deze maatstaf de Kerk beoordeelt, en niet door haar wordt beoordeeld. Hierin ligt de echte revolutie, aangezwengeld door de pil; daarbij is de toename van promiscuïteit louter tumult. Net als hun gehuwde tegenhangers onder de leken, hebben religieuze mannen en vrouwen instinctief de breuk in de dam van leer en discipline waargenomen (en zijn er in veel gevallen naar toegesneld), die veroorzaakt werd door het aannemen van deze nieuwe norm. Bedenk wel dat deze nieuwe crisis van een geheel andere orde is dan de klassieke morele controverses in de kerkgeschiedenis, waarbij het ging om de laksheid en strengheid van de behandeling, door de kerk, van wat alle partijen in het geschil als zonden beschouwden. Opponenten van Humanae Vitae bewegen zich op een geheel ander vlak, want zij houden vol, dat een handeling, die door de Kerk specifiek en categorisch is veroordeeld, door een gewetensvol katholiek kan worden overwogen, en naar eer en geweten gekozen, als een geoorloofde optie.
Stel nu eens, dat een katholiek tot de overtuiging komt dat de onderwijzende Kerk ongelijk heeft met haar veroordeling van anticonceptie, maar gelijk heeft met al het andere. Hoe oordeelt hij dan dat de Kerk in dat ene geval ongelijk heeft? Zoals we gezien hebben, door te verwijzen naar een norm die betrouwbaarder is dan de Kerk. Maar hoe oordeelt hij dat de Kerk gelijk heeft in de andere miljoen-en-één voorbeelden? Kennelijk alleen op grond van dezelfde maatstaf waarmee hij haar gebrekkig vond. Het is absurd, om niet te zeggen krankzinnig, te beweren dat men de Kerk gehoorzaamt of trouw is op die gebieden waar men het toevallig met haar eens is – want “toevallig met haar eens” is hierbij de kernformulering. Als mijn zakrekenmachientje onbetrouwbaar is gebleken bij één berekening, zou ik nog steeds kunnen volhouden, dat het “ware antwoorden geeft” voor sommige andere berekeningen, maar voor andere weer niet: alleen die waarvan ik reden heb om aan te nemen dat ze waar zijn. En mijn grondslag om het instrument als accuraat te beoordelen bij deze andere berekeningen ligt niet in de rekenmachine zelf – maar eerder in een of andere norm (een wiskundige tabel, mijn eigen handmatige berekeningen) die ik als fundamenteel juist beschouw. Bijgevolg is het absurd te zeggen dat ik op mijn rekenmachine kan vertrouwen, wanneer deze mij ware antwoorden geeft, aangezien mijn gebruik van het woord “vertrouwen” niets anders uitdrukt dan een eenvoudige samenvallen van het antwoord van de rekenmachine met het echte antwoord. [2] En het is belangrijk te benadrukken dat, wanneer ik eenmaal een betrouwbaarder instrument heb gevonden, het minder betrouwbare overbodig is – waardeloos, in feite. Ik kan het alleen om sentimentele redenen aanhouden. Op dezelfde manier kan, wanneer mijn voornaamste ethische theorie of mijn persoonlijke religieuze intuïtie betrouwbaarder is gebleken dan de Kerk, mijn overgebleven band met de Kerk nooit dieper gaan dan een esthetisch “mater, si! magister, no” – wel een moeder, maar geen leraar. Ik kan alleen maar doen alsof ik mij door de Kerk laat onderrichten zoals ik “vertrouw” op mijn gebrekkige rekenmachine: mijn trouw zal een daad van sentimentele genegenheid zijn, geen daad van discipelschap.
De katholiek die anticonceptie gebruikt, en die, bijvoorbeeld, beweert trouw te zijn aan de Kerk wat de sociale leer betreft, bevindt zich in de positie van de Brit die door de koningin wordt opgeroepen om haar premier te worden: zijn uitverkiezing is in werkelijkheid een zaak van democratische politieke machinaties, ceremonieel opgevoerd als een daad van de koninklijke wil. Gehoorzaamt hij zijn vorst door haar oproep te beantwoorden? Alleen in de inhoudsloze zin dat een persoon ‘ja’ zegt op zijn eigen uitnodiging. Een geïnstitutionaliseerd katholiek tegengeluid m.b.t. anticonceptie maakt van de hiërarchische Kerk zoiets als de Britse monarchie: zij is een bewust antiek verklaard ceremonieel instrument om een zekere pracht en praal toe te voegen aan de plechtige bekrachtiging van besluiten die genomen worden op gronden die niets te maken hebben met haar logica, doeleinden en geschiedenis.
Het eerste slachtoffer van de anticonceptie-mentaliteit is voor de religieuzen die geloften hebben afgelegd, de Kerk als brandpunt van religieus gezag. Het besef drong misschien geleidelijk door, maar toen vooraanstaande theologen, bisschoppen en hele bisschoppelijke conferenties zich distantieerden van Humanae Vitae, zonder de banden met de Kerk te verbreken, kon de logica van hun verschil van mening nauwelijks tot één enkele kwestie beperkt blijven. In een verbazingwekkend korte tijdspanne is de Kerk veranderd van meetlat in hetgeen gemeten wordt; als niet langer de waarborg van authentiek religieus leven, staat zij overal onder verdenking. In liturgie, Schrift, pastorale activiteiten, theologie en sacrament wordt de Kerk door hele congregaties beschouwd als schuldig tot haar onschuld bewezen is, en het bewijs van die onschuld wordt (in deze kringen) zelden geleverd.
In het tijdperk dat anticonceptie een onbetrouwbare zaak was en zwangerschap een veel voorkomend gevolg van seksuele relaties, betekende buitenechtelijke seks een duidelijke aanslag op de naastenliefde, en de leer van de Kerk die overspel en ontucht verbood, werd gemakkelijk op deze grond verdedigd – te gemakkelijk, in feite. Bovendien gaf het grove mechanische instrumentarium van de oudere anticonceptiemiddelen (weliswaar ongegrond) gewicht aan het argument van de predikers, dat kunstmatige geboortebeperking in strijd is met de natuur. [3] Zoals gezegd hielp de komst van de pil beide verdedigingen om zeep, en de leer van de Kerk over de geestelijke betekenis van het huwelijk, het lichaam en de seksualiteit werd in handen gelegd van pastoors die, voor het grootste deel, totaal onvoorbereid waren om deze te begrijpen of over te brengen.
Opponenten daarentegen grepen deze kans met beide handen aan en legden een enorme retorische nadruk op het primaat van de naastenliefde in de morele traditie van de Kerk. Niemand kon de centrale plaats van de naastenliefde in deze traditie ontkennen, maar op het niveau van de wijd verbreide controverse leidde dit tot de onrechtmatige afleiding van twee onjuiste stellingen: ten eerste, dat een daad die geen zonde is tegen de naastenliefde, helemaal geen zonde is; ten tweede, dat elke daad die met een liefdevolle bedoeling wordt gedaan, om die reden gerechtvaardigd is. De toepassing op het huwelijksleven wijst vrijwel zichzelf: anticonceptie is geen duidelijke zonde tegen de naastenliefde (want noch man, noch vrouw worden gekwetst) en daarom helemaal geen zonde. Of ook: als anticonceptie wordt toegepast met een liefdevolle bedoeling (het leven van de echtgenote vergemakkelijken; meer voordelen voor de kinderen veilig stellen) is het moreel lovenswaardig. De theologische rechtvaardiging van deze argumenten maakte echter een herformulering van het christelijke gebod van naastenliefde en van de traditionele katholieke morele redeneertrant noodzakelijk. In deze nieuwe opzet is de moreel verkieslijke optie niet die welke zich voegt naar een relevant gedragsprincipe, maar die welke meer goeds oplevert (d.w.z. meer “pre-moreel goed”) dan haar rivalen. Er is weinig verbeeldingskracht voor nodig om scenario’s te bedenken waarin anticonceptie meer pre-morele overvloed oplevert dan andere opties, en daarom werd anticonceptie gemakkelijk aangeboden aan katholieke paren als een geoorloofde morele keuze.
De kloof die de opponenten van Humanae Vitae, gebruikers van dit nieuwe paradigma, scheidt van orthodoxe katholieken is met felheid en precisie beschreven door John Finnis [4], die stelt dat, terwijl het de traditionele overtuiging van de christenen was dat zij het goede moesten dienen, de dissidenten van mening zijn dat onze plicht is het goede te bewerken.[5] Terwijl de overtuiging dat het onze christelijke plicht is het goede te bewerkstelligen door katholieke theologen is gebruikt om abortus, euthanasie, dreigende vernietiging van burgerbevolkingen als afschrikmiddel, enzovoort, te rechtvaardigen, was het anticonceptie die de echte impuls gaf aan de verbreiding van deze theorie, en het is inderdaad de rechtvaardiging van anticonceptie die nog steeds het verzamelpunt is van tegengeluiden in de Kerk.[6]
Denk nog eens na over alles dat het gevolg is van de verandering van het dienen van het goede naar het bewerkstelligen van het goede. Denk aan de richting waarin de religieuze gemeenschappen zich de laatste 25 jaar hebben ontwikkeld in hun apostolische engagement, het niet langer benadrukken van aanbidding, catechese, geestelijke werken van barmhartigheid (zelfs de term is komisch ouderwets geworden); aan de nieuwe nadruk op bewustwording, politieke actie, gemeenschapsvorming, wereldvrede, milieubewustzijn. Ik wil benadrukken dat geen van deze laatste activiteiten hoeft te worden nagestreefd op een manier die onverenigbaar is met de traditionele morele gedachtegang, maar het feit dat deze gedachtegang een kleine rol speelt in de beweegredenen van religieuze mannen en vrouwen die deze doelen verdedigen, blijkt uit de rationale die gewoonlijk wordt gegeven voor de morele compromissen die deze taken van hen vragen. Denk maar aan de verontschuldigingen en rechtvaardigingen van priesters en nonnen, in hun rol als universiteitsmedewerkers of benoemde staatsbeambten, voor hun medeplichtigheid aan schandalen in het politieke en openbare leven, voor hun handelingen die in strijd zijn met de leer van de Kerk. Doen zij niet, bijna zonder uitzondering, een beroep op een hogere verantwoordelijkheid om het goede te bewerkstelligen, in plaats van het te dienen? Is het niet zo dat zij die een bepaald effect willen bereiken, hun meer scrupuleuze broeders en zusters met de vertwijfeling van Lady Macbeth beschouwen?
Toch vrees ik uw aard.
Het is te vol van de melk van menselijke vriendelijkheid
Om de dichtstbijzijnde weg te nemen.
Gij wilt machtig zijn, gij zijt niet zonder ambitie, maar zonder
De gemeenheid die daarbij hoort.
Wat gij hoogstaand wilt doen,
Dat wilt gij heilig doen; gij wilt niet vals spelen,
En toch wilt gij winnen, onterecht.
Gij wilt macht verkrijgen, roemruchte Glamis,
en het is duidelijk wat daarvoor moet worden gedaan;
Maar liever zijt gij er bang voor,
Dan er spijt van te krijgen …
Vertaald in hedendaagse termen, luidt de boodschap als volgt: “Alleen zwakkelingen laten morele principes in de weg staan van sociale verandering. Je kunt niets groots bereiken als je je laat vangen door de strik van heiligheid. Als je succes wilt hebben, moet je succes zelf als de enige maatstaf van moraliteit beschouwen. Echte naastenliefde is immers niet het dienen van het Goede, maar het leveren van de goederen.”
En zo gaat het, stap voor stap, op een zachte neerwaartse helling, in het leven van religieuzen: geloof in een voorzienige God maakt plaats voor ‘het geloof dat recht doet’, dat op zijn beurt plaats maakt voor ‘de rechtvaardigheid die zichzelf in het leven roept’, wat in de praktijk een geïdeologiseerde rechtvaardigheid blijkt te betekenen die het geloof moet laten varen wanneer het geloof haar volledige verwezenlijking in de weg zou staan. Zo hebben in 25 jaar tijd de stemmen die ons aanspoorden de patriarch Mozes te volgen in zijn bevrijdende uittocht, ons ertoe aangezet te geloven dat het patriarchaat, ja zelfs de Wet zelf waarmee Mozes zich rechtvaardigde, het laatste en meest formidabele obstakel vormt voor de ware menselijke vrijheid. De God van de aartsvaders is erger dan de slavernij van de Farao.
Ik heb gewezen op twee revoluties in het katholieke religieuze leven die werden bespoedigd door de opkomst van de anticonceptie-mentaliteit. De eerste was van leerstellige aard: wat de pater lazarist Patrick Collins (goedkeurend) de verandering heeft genoemd van “de ervaring van religieus gezag naar het gezag van religieuze ervaring”; de degradatie van de Kerk van rechter tot beklaagde. De tweede revolutie was van morele aard: de verandering van het dienen naar het bewerkstelligen van het goede. De derde revolutie kan in grote lijnen spiritueel worden genoemd.
Vanaf de vroegste dagen van de Kerk heeft het christelijk leven ascese met zich meegebracht: een regime van geestelijke discipline waarbij het afzien van de gemakken en vertroostingen van het lichamelijke leven werd beschouwd als een training voor heiligheid die leidde tot een vollediger gemeenschap met God. We kunnen twee stromingen onderscheiden binnen deze traditie: wat we de ascese van aanvaarding of geduld zouden kunnen noemen, en de ascese van verzaking. De ascese van het geduld vraagt ons de onvermijdelijke ontberingen van het leven, die waaraan niet te ontkomen valt, met rustige vastberadenheid te aanvaarden als een delen in de zegeningen van de armen van de wereld en als een weg naar volmaaktheid: lichamelijke mismaaktheid of ziekte, de ontberingen van de oorlog, de pijn van een onvruchtbaar huwelijk zijn voorbeelden van deze soberheid. De ascese van de verzaking omvat die ontberingen die niet onvermijdelijk zijn, maar die ondernomen worden ofwel in overeenstemming met een moreel principe, ofwel als een geheel kosteloos middel van discipline gericht op heiligheid. Nu is de zinvolheid van de discipline van de verzaking een precaire zaak, omdat zij ingaat tegen de humanistische theorieën van zelfverwerkelijking en persoonlijke vervulling, theorieën die het vrijwillig verzaken aan een menselijk goed niet alleen als absurd maar ook als pathologisch beschouwen. Nobele aanvaarding van onvermijdelijk lijden (bijvoorbeeld de vroege dood van een kind) kan in deze zienswijze worden gewaardeerd als een “groei-ervaring”, maar flirten met pijn of kleinering is verderfelijk.
Vóór de beschikbaarheid van betrouwbare voorbehoedsmiddelen was het aannemelijk dat katholieke echtparen ertoe konden worden aangezet de verschillende disciplines van de huwelijksliefde te aanvaarden als onderdeel van een ascese van geduld. Met de pil veranderde het speelveld bijna van de ene dag op de andere. Nu moesten paren de ascese van het verzaken tot een onderdeel van hun huwelijksleven maken, omdat de hand-in-hand ontberingen van seksuele onthouding en het zorgen voor grote gezinnen gemakkelijk, bij uitstek, vermijdbaar werden. Een tijd lang hing de vraag precair in de lucht: zouden katholieke echtparen de discipline van de Kerk en de nieuwe uitnodiging tot een ascese van verzaking aanvaarden, of zouden zij kiezen voor de techno-fix en de vrijwillige ascese naar de marge van hun leven verdringen? Het was niet de eerste keer dat zij hun toevlucht zochten tot hun geestelijken en religieuzen, zij die afgezonderd waren en getraind in de ascese, om aanwijzingen te krijgen over hoe zij op deze twee nieuwe voorstellen moesten reageren. Tot op de dag van vandaag kan ik onmogelijk geloven dat een geestdriftige en vreugdevolle omhelzing van Humanae Vitae door geestelijken en religieuzen, gecombineerd met een degelijke instructie en geestelijke hulp aan de leken, niet zou hebben geleid tot een algemene katholieke aanvaarding van de nieuwe wijze van ascese.
Het gebeurde niet op die manier. Katholieke geestelijken en religieuzen voerden de aanval op Humanae Vitae aan, met een felheid die de meest strijdlustige leek overtrof [7], en ik durf te wedden dat, bij een gelijk aantal willekeurig gekozen priesters of religieuzen en gehuwde leken, men in de laatste groep verreweg de meeste steun voor de leer van de Kerk zou vinden dan in de eerste. Komen we weer even terug bij Lady Macbeth:
Waar ons verlangen vervuld is, zonder tevredenheid,
Is niets verkregen,
En alles uitgegeven,
Het is veiliger te zijn wat wij verwoesten,
Dan door verwoesting te vertoeven in vreugde vol twijfel. [8]
Was het louter toeval dat het massale verzet Humanae Vitae samenging met een bijna totaal afschaffen van de ascese van de ‘verzaking’ in het religieuze leven? Ik kan geen bewijs leveren voor mijn vermoeden, maar ik betwijfel het. Zelfs tijdens de crises van de Reformatie was er geen aardverschuiving in de religieuze discipline van de gemeenschappen die rooms-katholiek bleven, vergelijkbaar met het verdwijnen van vasten, nachtwaken, lichamelijke versterving, boetedoening en zelfs tijd voor gebed uit het leven van iedereen, behalve enkele hedendaagse religieuzen. Zeker zijn er in de nasleep van Vaticanum II allerlei krachten in beweging gekomen die hebben bijgedragen tot de herinrichting van het religieuze leven, en het zou simplistisch zijn om de afwijzing van Humanae Vitae als bron en oorzaak van alle kwalen aan te wijzen; maar toen de menselijke seksualiteit eenmaal werd gelijkgesteld met het aantal genoegens waarvan het najagen tot het voorrecht behoorde van het zelfbepalende individu, en bijgevolg werd losgeweekt van elk groter systeem van betekenis en verantwoordelijkheid, leek het zichzelf ontzeggen van alle voldoening, genoegens en troost op het randje van het irrationele. De notie van rigoureuze training (ἄσκησις, waarvan het klassieke idee van ascese is afgeleid) verdween ten gunste van ontwikkelingsschema’s van ‘begeleide’ groei, waarin de onderliggende antropologische aannames in strijd waren met de aannames die de oudere via perfectionis – oftewel de weg der volmaking – onderbouwden. In het nieuwe paradigma worden alle mensen goed geboren, van nature heilig, en hun voornaamste behoefte is gelegenheid tot onderwijs, zelfexpressie en verrijking van ervaring teneinde godgelijk te worden, d.w.z. volledig menselijk. De trapleuningen, hekwerken en schuttingen en andere “grenswaarborgen” van het religieuze leven werden afgedankt, voor zover hun bestaan begrippen met zich meebracht als overtreding en dwang en een aangeboren menselijke neiging tot zonde. Verdwenen is de tactus-regel [9], de strenge regel die nonnen in paren het huis uit stuurde, de vroege avondklok, de verplichte en kenmerkende religieuze kleding, de vele belemmeringen van het klooster. Weg zijn de vele vereiste toestemmingen; weg is de minimale verantwoordelijkheid voor het gebruik van tijd en geld – beide werden vroeger beschouwd als het gemeenschappelijk bezit van de gemeenschap, niet als extraatjes die aan het individu werden uitgedeeld voor zijn werk naar eigen keuze. [10] Weg is een hele structuur van seksuele discipline.
“Maak me hier geslachtloos!” Het is, denk ik, niet tendentieus om te beweren, dat het gevolg van het uitwissen van de ascese in het religieuze leven seksuele anarchie is geweest. Het bewijs hiervoor is, spijtig genoeg, overvloedig aanwezig. Het is een merkwaardige paradox, maar zelfs hoewel priesters over het algemeen nooit minder mannelijk en zusters nooit minder vrouwelijk zijn geweest dan tegenwoordig, is het libido tegelijkertijd zo goed als oncontroleerbaar. Weinig religieuzen lijken echter bereid een herstel van de vroegere discipline goed te keuren. Onlangs woonde ik een workshop bij over seksueel wangedrag van geestelijken, die het probleem uitsluitend behandelde in termen van “professionele grenzen”. Ziet u de ironie? Nadat we het kader van biddende ascese, dat in zeventien eeuwen door ontelbare monniken, priesters en nonnen was opgebouwd, hadden weggegooid, “verwerkelijkte” de menselijke natuur zichzelf op afschuwelijke manieren, en nu moeten we haastig improviseren door de grenzen aan te brengen die passen bij tandartsen en begeleiders van middelbare scholen.
Vaak wordt ons gevraagd, soms door medekatholieken, om het schandaal van pedofilie door priesters en religieuzen (en ander seksueel misbruik) te zien als een aanleiding om te wanhopen, als een aanslag op ons geloof. Nu geloof ik net zo stellig als ieder ander dat pedofilie bij geestelijken een gruwel en een verschrikking is – maar het brengt mijn geloof zeker niet aan het wankelen: per slot van rekening, als het gebed van Lady Macbeth opgaat, als we de veelvormige beschermingen en aansporingen van een verantwoorde traditie van ascese inruilen voor de wijsheid van Abraham Maslow en Carl Rogers, zou men verwachten dat het maden kweekt. Persoonlijk zou mijn geloof meer aan het wankelen worden gebracht als het tegendeel waar was, als zij die de waarschuwingen van Benedictus en Franciscus en Ignatius en Teresa overboord hadden gegooid, een overvloed van vreugde en energie vonden in hun apostolisch leven, een stralende en onwankelbare kuisheid, een benijdenswaardige psychische en seksuele rust; als zij een overvloed van nieuwe roepingen zouden aantrekken van de slimste en vitaalste katholieke jongeren; als hun gebed hun voorgangers zou overtreffen in kracht, diepgang en vruchtbaarheid, zou dat mijn geloof verontrusten, want het zou betekenen dat de wijsheid van deze wereld wijzer was gebleken dan de erfenis die wij van de martelaren hebben. Toegegeven, alle resultaten zijn nog niet binnen, maar ik acht deze wending … onwaarschijnlijk.
Is het religieuze leven onaangetast gebleven door de anticonceptie-mentaliteit? Het antwoord komt misschien tevoorschijn als we de vraag anders formuleren: Zijn katholieke religieuzen erin geslaagd de overvloed van leven die zij genoten voordat de anticonceptiecrisis zich in hun leven deed voelen, over te dragen en te vermenigvuldigen? De enige religieuzen die zonder dubbelhartigheid “ja” kunnen zeggen, zijn zij die er ten tijde van de strijd niet in slaagden zich doctrinair, moreel en spiritueel ‘geslachtloos te maken”. Aan de andere kant gaan de Derde Ordes van de Geslachtlozen meedogenloos verder op de weg die hun oude, en zozeer-eigentijdse, beschermvrouw heeft uitgestippeld.
Zij had beter later kunnen sterven;
Er zou beter een beter moment voor hebben kunnen zijn. [11]
EINDNOTEN
[1] Ik heb onwaarschijnlijke (en onsympathieke) steun voor deze beweringen van Charles Curran, die toegaf dat voorstanders van anticonceptie de ontkenning van het leerstellig gezag van de Kerk, die het terugdraaien van de leer uit het verleden met zich meebrengt, enorm onderschat hebben. Zie “Tien jaar later,” , 7 juli 1978, blz. 426-30.
[2] Natuurlijk gaat mijn analogie mank door het feit, dat niemand beweert dat een rekenmachine het summum van betrouwbaarheid is (zoals beweerd wordt voor de Kerk), noch dat de rekenmachine (zoals de Kerk doet) deze claim voor zichzelf maakt. Het parallellisme berust op het feit, dat zowel voor de Kerk als voor de rekenmachine de betrouwbaarheid volledig afhankelijk is van de coherentie van haar werking en beslissingen, aangezien deze niet voor rechtstreekse inspectie open staan. Als één antwoord verdacht is, zijn ze dat allemaal.
[3] Dat is het natuurlijk ook, maar niet omdat latex en nonoxynol-9 zelf “onnatuurlijk” zijn. Een esthetische en materialistische afkeer van voorbehoedsmiddelen heeft geleid tot belangstelling voor NFP (Natural Family Planning, oftewel natuurlijke gezinsplanning) van de kant van groene partij- en milieu-enthousiastelingen die het zouden omarmen als een soort vegetarische (“geen toegevoegde conserveringsmiddelen of kunstmatige zoetstoffen”) geboortebeperking. Waar de authentieke discipline van de huwelijksliefde afwezig is, is NFP moreel niet natuurlijker dan de pil.
[4] (Washington, D.C.: Catholic University of America Press, 1991), p. 49.
[5[ Als het mijn eerste plicht is om het goede te dienen, zal ik weigeren om een uitzonderingsloze morele norm te overtreden, ongeacht de consequenties die dreigen. Bijvoorbeeld: zelfs als ik mijn baan zal verliezen en mijn gezin van materiële steun verstoken zal blijven als ik meineed pleeg in een proces-verbaal, moet ik de waarheid vertellen en zo goed mogelijk met de gevolgen omgaan. Als het echter mijn plicht is om het goede te bewerkstelligen, dan kies ik het middel dat het grootste totaal aan goede resultaten oplevert, ongeacht de morele normen die daarbij wellicht overtreden worden. Als ik moet liegen, zodat mijn kinderen te eten krijgen, en de leugen zal geen daartegen opwegend nadeel opleveren voor andere mensen, dan zal ik de leugen om bestwil kiezen.
[6] In deze opvatting volg ik John Finnis, op. cit., p. 85.
[7] Voor een openhartig verslag van de klerikaal-academische orkestratie van de aanval op Humanae Vitae , zie de bijdrage van Charles Curran in , geredigeerd door Gregory Baum, New York, 1977.
[8] Van de Nederlandse vertaler: De meest gangbare interpretatie: Het is veiliger zelfmoord te plegen, dan een ander te vermoorden en in een vreugde vol twijfel te verkeren.
[9] Deze verbood aan een religieus persoon een ander mens aan te raken.
[10] Ik wil hiermee niet impliceren dat deze restricties allemaal even waardevol waren, of zelfs dat sommige niet schadelijk waren en aan vervanging toe waren. Ik wil alleen de aandacht vestigen op 1) hun vroegere uitgebreidheid en complexiteit; 2) de plotselinge en grondige verdwijning ervan; 3) de verandering in de antropologie die hun val veroorzaakte.
[11] Van de Nederlandse vertaler: Deze vertaling is meer een interpretatie en berust op de meest gangbare interpretatie van een zin, die bij liefhebbers en experts van Shakespeare tot veel debatten heeft geleid. De oorspronkelijke tekst in het Engels is: “She should have died hereafter; There would have been a time for such a word.”
Dit artikel is afkomstig uit het voorjaarsnummer 1993 van “Faith & Reason”. Abonnementen verkrijgbaar bij Christendom Press, 2101 Shenandoah Shores Road, Ft. Royal, VA 22630, 703-636-2900, Fax 703-636-1655. Verschijnt driemaandelijks voor $20.00 per jaar.
Copyright (c) 1996 EWTN
Keywoorden: | Anticonceptie | Brief08 | Celibaat | Humanae Vitae | Kerkelijk Leergezag | Mededogen | Naastenliefde | Natuurwet | Nieuwsbrief08 | Pater Paul V. Mankowski s.j. | Religieuze leven | Seksuele ethiek | Seksuele moraal | Seksuele revolutie | Shakespeare |
Wilt u meer lezen over bijvoorbeeld ‘Humanae Vitae‘ (over de waardigheid van het leven), klik dan hier, of gebruik één van de andere tags boven aan deze post.
211123 | [XLS000] | 221012 634 views | 230901 1062 post views|