NIEUWSBRIEF
DOE MEE! VACATURES
STEUN ONS

Notre Dame Des Otages Parijs – 28 mei 2021: Herdenking van de katholieke martelaren van de Commune van Parijs, 150 jaar geleden

Op de 150ste verjaardag van de Commune van Parijs, een revolutionaire en antiklerikale regering die 72 dagen lang de macht overnam over de Franse hoofdstad, wil de Kerk de nagedachtenis in ere houden van de geestelijken die gearresteerd en gedood werden uit haat tegen het geloof tijdens de ‘Bloedige Week’.

PARIJS – Op 28 mei 1871 eindigde de duistere episode van de Commune van Parijs, een bloedige burgeroorlog die de wettige Franse regering van de Derde Republiek plaatste tegenover de socialistische en revolutionaire republikeinen die Parijs 72 dagen onder de duim hadden gehouden.

De verschrikkelijke golf van repressie die op deze periode van oproer volgde, en die beschouwd wordt als de meest gewelddadige episode in de geschiedenis van het land sinds de Franse Revolutie (met ongeveer 6500 doden), dreigt de meedogenloze gewelddadigheden te overschaduwen die de ‘Communards’ begingen tegen degenen die zij als hun vijanden beschouwden, onder wie vele geestelijken.

Herdenking in de Notre-Dame-des-Otages in Parijs in 2021

Honderdvijftig jaar later zal de parochie van Onze-Lieve-Vrouwe van de Gijzelaars (Notre-Dame-des-Otages) in Parijs de gebeurtenissen van de Commune herdenken met verschillende evenementen, inclusief nieuws over de voortgang van het proces van zaligverklaring van de vijf geestelijken die zijn gestorven door toedoen van de aanhangers van de Commune, de zogenoemde ‘Communards’.

2 september 1870 – start van de Commune

De Commune begon kort nadat Frankrijk de oorlog tegen het koninkrijk Pruisen had verloren in de Slag bij Sedan, op 2 september 1870, met als gevolg de gevangenneming van keizer Napoleon III en de ineenstorting van het Tweede Keizerrijk. De vernedering die de nederlaag teweegbracht, samen met de extreme armoede die zich over het hele land verspreidde, verergerden de groeiende woede onder de bevolking. De nationale regering van de nieuw opgerichte Derde Republiek, met een sterk monarchistische component, werd fel betwist door vele Parijse burgers, vooral arbeiders en lagere middenklasse, die ook de leider van de nieuwe regering, Adolphe Thiers, verweten te capituleren voor de eisen van Pruisen.

Tegen deze achtergrond lanceerde op 18 maart 1871 een menigte, gesteund door regimenten van de Nationale Garde, een opstand tegen de regering, waarvan de leden de stad verlieten en hun toevlucht zochten in de nabijgelegen stad Versailles. Op 28 maart werd de Commune van Parijs – voorgesteld als een autonome regering van het volk tegen de bourgeoisie en de aristocraten en gesteund door enkele militaire eenheden – officieel opgericht. Karl Marx zou later deze politieke ervaring (waarnaar veel anarchisten en een aanzienlijk deel van links tot op de dag van vandaag met heimwee op terugkijken) omschrijven als het eerste voorbeeld van de dictatuur van het proletariaat.

Fel antiklerikalisme

Een van de weinig bekende facetten van deze kortstondige dictatuur van het proletariaat was haar felle antiklerikalisme, vooral omdat de ‘communards’ – trouw aan hun voorouders uit de Franse Revolutie – de katholieke kerk associeerden met conservatisme, aristocratie en keizerlijke macht. Zij werden bovendien aanzienlijk gestimuleerd door het militante atheïsme van een van hun leidende figuren, de revolutionaire socialist Auguste Blanqui.

Kort na zijn oprichting herriep de Commune het Concordaat van 1801, dat het katholicisme tot de “godsdienst van de grote meerderheid van de Fransen” had gemaakt en leden van de clerus tot ambtenaar bestempeld. Op 2 april kondigden de communards vervolgens de scheiding tussen kerk en staat af, wat de onteigening van de eigendommen van religieuze congregaties impliceerde.

Volgens historicus Yves Chiron werd tijdens de Commune tweederde van de kerken in Parijs gesloten, geplunderd, vernield of veranderd in gevangenissen, werkplaatsen of vergaderzalen voor politieke clubs.

‘Soutane-Razzia’

Krachtens een decreet van 5 april 1871, waarin werd verordonneerd, dat “alle personen die beschuldigd worden van medeplichtigheid met de regering van Versailles, gijzelaars zullen zijn van het volk van Parijs”, werd aartsbisschop Georges Darboy van Parijs onmiddellijk gearresteerd. Vele andere priesters en monniken – ongeveer 300 in totaal – zouden hem spoedig volgen.

Hetzelfde decreet bepaalde ook dat “elke executie van een krijgsgevangene of een aanhanger van de reguliere regering van de Commune van Parijs onmiddellijk gevolgd zal worden door de executie van driemaal het aantal gijzelaars in gijzeling … en zij zullen door het lot worden aangewezen”.

Deze maatregel, die zelfs de ‘communards’ in hun gelederen schokte, zou door een van de eerste historici van de Commune, Prosper-Olivier Lissagaray, de “Soutane Razzia” genoemd worden.

Nadat de regering van Versailles herhaaldelijk had geweigerd de revolutionair Auguste Blanqui vrij te laten in ruil voor aartsbisschop Darboy, executeerden de communards de prelaat op 24 mei in de gevangenis van La Roquette, samen met vier andere priesters.

De volgende dag, terwijl de troepen van Versailles Parijs terugveroverden, kwamen vijf dominicanen van het college van Arcueil (in het nabijgelegen departement Val-de-Marne) aan de beurt, die op 25 mei op de Avenue d’Italie werden doodgeschoten, samen met acht lekenmedewerkers van het college.

De moorddadige woede van de revolutionairen bereikte een hoogtepunt met de zogenaamde “episode van de Villa van de Gijzelaars” in de Rue Haxo (20e arrondissement van Parijs) die plaatsvond op 26 mei, en waarbij niet minder dan 50 gijzelaars – waaronder 10 geestelijken, te weten de populaire Vincentiaan pater Henri Planchat, vier priesters van de Congregatie van de Heilige Harten van Jezus en Maria, de zogenaamde paters Picpus, drie paters Jezuïeten, de pastoor van Notre-Dame-de-Lorette en een seminarist – door een vuurpeloton werden gedood of door de menigte werden afgeslacht.

Vincentiaan pater Henri Planchat werd vermoord op 26 mei 1871. Een monument voor de martelaren van het bloedbad in de Rue Haxo herdenkt degenen die hun leven verloren tijdens de ‘Bloedige Week’.

“De gijzelaars werden door de straten van het 20e arrondissement geleid onder scheldkannonades en oproepen tot de doodstraf van een vijandige menigte,” zei pater Yvon Sabourin, postulator van de zaak van de zaligverklaring van de Martelaren van de Rue Haxo, in een interview met het Register, waarbij hij opmerkte dat ook de leiders van de Commune ter plaatse waren. “Zij stonden de soldaten van de Nationale Garde, de gewapende communards, toe te schieten… De menigte nam deel aan dit onbeschrijflijke bloedbad, en de priesters waren de laatsten die gedood werden.”

Drie andere priesters werden de dag erna geëxecuteerd, waaronder Mgr. Auguste-Alexis Surat, de aartsdiaken van Notre-Dame de Paris. In totaal werden 23 geestelijken vermoord tijdens deze zogenaamde “Bloedige Week”.

Het nageslacht en processen van zaligverklaring

“Deze haat is moeilijk te begrijpen, maar vindt zijn oorsprong in de wond die diep in het hart van de mensheid ligt,” zei pater Sabourin. “Wij weten dat onze Dienaren Gods, die in de Haxostraat zijn gestorven, in de gevangenis bij elkaar hebben kunnen biechten en de communie hebben kunnen ontvangen met de geconsacreerde Hosties die twee Jezuïeten hadden verborgen”, vervolgde pater Sabourin, die meldde dat zij in de gevangenis ook brieven schreven waarin zij hun vervolgers vergaven en voor hen baden.

In 1894 werd op de plaats van de marteldood aan de Rue Haxo 85 een kapel opgericht, en enkele jaren later werd de kerk Notre-Dame des Otages gebouwd.

In de nasleep van de Commune werden de katholieke martelaren steeds meer het onderwerp van een populaire devotie onder de gelovigen. In de jaren na de opstand werden vier zaligverklaringen uitgesproken – één voor aartsbisschop Darboy en zijn vier gezellen; één voor de vijf dominicanen; één voor de jezuïeten; en één voor pater Planchat en de Picpus paters Ladislas Radigue, Polycarpe Tuffier, Marcellin Rouchouze en Frézal Tardieu.

Maar terwijl de verschillende processen in de jaren zeventig langzaam in de vergetelheid raakten, werd die van pater Planchat en zijn metgezellen in 2008 hervat en nadert – volgens zijn postulator, pater Sabourin – zijn voltooiing. Hun martelaarschap zou tegen het einde van dit jaar door paus Franciscus kunnen worden erkend.

In 2017 werd het lichaam van pater Planchat opgegraven uit de kerk van Notre-Dame de la Salette en intact teruggevonden – hoewel doorzeefd met kogels.

“Als eerste priester van de Congregatie van de Religieuzen van Sint-Vincentius van Paulus was hij een levende tegenspraak voor de communistische ideologen, omdat hij de concrete inzet van de katholieke kerk ten dienste van de meest kansarmen belichaamde,” vertelde François Vayne, een Franse journalist en toegewijde van de spiritualiteit van pater Planchat, aan het Register. “Deze dienaar van de armen stierf zonder vorm van proces, met open ogen naar de hemel gericht, nadat hij al zijn energie had gewijd aan de strijd voor sociale rechtvaardigheid, door zich in te zetten voor de arbeiders en hun gezinnen in de ontkerstende volkswijken van Grenelle en Charonne.

Komende herdenkingen

De voortgang van het proces van zaligverklaring van de vijf geestelijken heeft geleid tot een grotere publieke bewustwording van de 150e verjaardag van de marteldoden door de Commune van Parijs, die het onderwerp zal zijn van verschillende herdenkingen rond de parochie van Notre-Dame des Otages.

Na een toespraak van pater Sabourin over pater Planchat en de paters Picpus op 27 mei, zal een “Mars van de martelaren” de gelovigen op 28 mei naar de weg brengen die de gijzelaars hebben afgelegd van de voormalige gevangenissen van La Roquette naar de Rue Haxo.

De aartsbisschop van Parijs, Michel Aupetit, zal dan op 30 mei een plechtige mis opdragen ter nagedachtenis van de gevallen priesters van de Commune van Parijs. Aan alle gelovigen die aan deze bedevaartsactiviteiten zullen deelnemen, ook virtueel, werd door de Heilige Vader krachtens een speciaal decreet van 15 april een volle aflaat toegezegd.

“Deze modellen van [wat het betekent om een] priester te zijn, dit proces van zaligverklaring, komen zeer gelegen, nu wij [als maatschappij] proberen de Kerk in diskrediet te brengen vanwege haar huidige schandalen en haar te beletten te spreken,” besloot pater Sabourin.

“De liefdevolle harten van deze martelaren, die in de voetsporen van Christus traden, absorbeerden de haat die werd voortgebracht door de Commune die een nieuwe maatschappij wilde bouwen gebaseerd op rationalisme, zonder verwijzing naar God. “

Het is niet gelukt als politieke beweging, maar haar ideologieën verspreiden zich nog steeds en misleiden de jonge generaties die op zoek zijn naar de betekenis van het leven.”

GEBED VOOR DE ZALIGVERKLARINGEN

Eeuwige en almachtige God, U hebt altijd vele martelaren de kracht gegeven om te lijden omwille van Christus; kom opnieuw onze zwakheid te hulp; mogen wij de moed van de gijzelaars navolgen en de vreugde hebben U te verheerlijken met heel ons leven.

Zegen onze gemeenschap, opdat velen mogen proeven van de grootheid van uw barmhartigheid en de diepte van uw vrede, verworven ten koste van het lijden van Christus en zijn discipelen.

Bewaar ons onder de liefdevolle bescherming van Onze Lieve Vrouwe van de Gijzelaars, opdat wij allen door de kwellingen van dit leven heen de hemel, ons thuisland, mogen bereiken.

Door Jezus Christus onze Heer.

Amen.

Bron: parochie Notre-Dame des Otages, Rue Haxo

Solène Tadié – NCRegister   Solène Tadié is de Europa-correspondent voor het National Catholic Register. Ze is Frans-Zwitserse en groeide op in Parijs. Nadat ze afstudeerde aan de Roma III Universiteit met een graad in journalistiek, begon ze met verslaggeving over Rome en het Vaticaan voor Aleteia. In 2015 trad ze in dienst bij L’Osservatore Romano, waar ze achtereenvolgens werkte voor de Franse sectie en de culturele pagina’s van het Italiaanse dagblad. Ze heeft ook samengewerkt met verschillende Franstalige katholieke media-organisaties. Solène heeft een bachelor in de filosofie van de Pauselijke Universiteit van Sint-Thomas van Aquino, en vertaalde onlangs in het Frans (voor Editions Salvator) Defending the Free Market: The Moral Case for a Free Economy van pater Robert Sirico van het Acton Institute.

Bron: www.ncregister.com/news/remembering-the-catholic-martyrs-of-the-commune-of-paris