COMMENTAAR: De liturgische herdenking van de Oegandese martelaren is een passende herinnering aan de strijd van de katholieke kerk tegen seksueel misbruik van jongeren en kwetsbare mensen. (red. Tegen het hedonistische utilitarisme van de seksuele revolutie)
Father Roger Landry; Commentaren; 3 juni 2022
Begin juni herdenken we twee cruciale fasen in de strijd van de Kerk tegen het seksueel misbruik van minderjarigen.
De eerste is de 20e verjaardag van het Handvest voor de Bescherming van Kinderen en Jongeren, dat door de Amerikaanse bisschoppen werd aangenomen tijdens hun baanbrekende bijeenkomst van 13-15 juni 2002, in Dallas. Daarin werden procedures vastgesteld voor de aanpak van seksueel misbruik van minderjarigen door katholieke geestelijken, en werden ook richtlijnen gegeven voor verzoening, genezing, verantwoordingsplicht en preventie van misbruik.
De tweede is de derde verjaardag van Vos Estis Lux Mundi (“U bent het licht der wereld”, voor nederlandse vertaling zie hier, met dank aan www.RKDocumenten.nl), het motu proprio van paus Franciscus dat nieuwe normen vaststelde om seksueel misbruik in de kerk universeel te bestrijden en om ervoor te zorgen dat bisschoppen en religieuze oversten – die grotendeels waren uitgezonderd van het Handvest van Dallas en de drie daaropvolgende herzieningen – ook ter verantwoording zouden worden geroepen voor de manier waarop zij beschuldigingen afhandelden. Vos Estis trad op 1 juni 2019 voor een periode van drie jaar bij wijze van experiment in werking en is dus nu toe aan vernieuwing en herziening.
Het begin van juni is echter om een andere reden een passend moment om hernieuwd de strijd van de Kerk tegen seksueel misbruik van jongeren en kwetsbaren aan te gaan: de viering op 3 juni van de liturgische herdenking van de Oegandese martelaren. De heiligen Joseph Mkasa, Charles Lwanga, Denis Sebuggwawo en hun 19 metgezellen stierven niet alleen de marteldood uit trouw aan Christus, slechts enkele jaren nadat het christendom in hun land was geïntroduceerd, maar ook uit de expliciete veroordeling en heldhaftige verdediging van jonge mannelijke hofpages tegen de wens van een koning om hen seksueel te molesteren.
Het zou passend zijn hen te benoemen tot beschermheren van de volhardende inspanningen van de Kerk voor de bescherming van kinderen.
Toen koning Mwanga II in 1884 de troon besteeg van Boeganda – het zuidelijke deel van het huidige Oeganda – benoemde hij Joseph Mkasa, twee jaar eerder gedoopt en een trouwe dienaar van Mwanga’s vader koning Mtesa, tot majordomo, of hoofdopzichter, van zijn paleis en hofhouding. De nieuwe koning dankte zijn leven letterlijk aan Mkasa, die enkele jaren eerder moedig een giftige slang, die het leven van de toenmalige prins bedreigde, had gevangen en met zijn blote handen gedood.
Naast zijn officiële taken was Mkasa ook de feitelijke leider van de ontluikende katholieke gemeenschap, want in 1882 had de ouder wordende en paranoïde koning Mtesa de Missionarissen van Afrika, de Witte Paters genaamd, uit het koninkrijk verbannen. Door hun vertrek werd Mkasa de voornaamste catechist van een groeiend aantal katholieke catechumenen (red.: doopleerlingen), die hij er krachtig van overtuigde om slavernij, polygamie en andere praktijken tegen het Evangelie af te zweren, en zich heldhaftig te wijden aan het dienen van mensen in nood.
Nadat hij majordomo werd, benoemde Mkasa een jonge catechumen, Charles Lwanga, om toezicht te houden op de pages aan het hof. Korte tijd later begonnen de twee te merken dat de nieuwe koning zich homoseksueel aangetrokken voelde tot de tiener-pages en probeerde hen in zijn privé-gezelschap te krijgen. De Boegandese cultuur van die tijd stond dergelijk seksueel misbruik toe, vooral als het kwam van iemand in een machtspositie.
Hoewel ze nog maar pas een neofiet en een catechumen waren, wisten Mkasa en Lwanga toch, dat dergelijk gedrag absoluut onverenigbaar was met het Evangelie en waren vastbesloten als goede herders alles te doen wat in hun vermogen lag om de aan hen toevertrouwde schapen tegen de vraatzuchtige wolf in koninklijke kleding te beschermen.
Hoewel Mkasa en Lwanga zelfs bereid waren te sterven om de pages te verdedigen tegen de morele corruptie van de koning, hadden zij geen doodswens. Eerst probeerden zij de pages die gemakkelijk van het hof konden verdwijnen zonder dat hun familie iets overkwam, over te halen om te vluchten. Vervolgens zorgden zij er met allerlei listen voor dat de achtergebleven pages “anderszins bezet” waren wanneer de koning hen liet roepen. Ten derde begonnen zij de pages verschillende manieren aan te leren om de avances van de koning af te weren als de andere maatregelen faalden.
Deze listen werkten een tijdje, maar de koning kwam er uiteindelijk achter wat er aan de hand was. Mkasa kon een directe confrontatie niet langer uit de weg gaan en berispte de koning ronduit voor zijn perverse aangetrokken worden tot de jongens in zijn dienst. Mwanga werd verteerd door woede tegen Mkasa en zijn medechristenen die de jongens hielpen om zijn avances te ontlopen. Onder het voorwendsel dat Mkasa ontrouw was, omdat hij de bevelen van een andere koning, “de God van de Christenen”, boven de zijne had gesteld, liet Mwanga hem terechtstellen.
Toen de koning enkele maanden later terugkwam van een reis en zag dat een van de gebruikelijke slachtoffers van zijn vunzige verlangens catechetisch onderricht kreeg – wat uiteraard onderricht inhield over de zonden van homoseksuele handelingen en seksueel misbruik – ontbood hij de catechist, de heilige Denis Sebuggwawo, stak een speer door zijn borst en liet de beulen van het hof zijn lijk in stukken hakken.
De volgende dag riep de koning alle pages bijeen en gaf hen de keuze tussen de christelijke God en hem, tussen gebed en roofdier, tussen leven en dood. Hij vroeg “hen die niet bidden” om bij hem te gaan staan en “hen die bidden” om tegenover hem te gaan staan. Drie kozen de kant van de koning. Charles Lwanga en 26 pages – 16 katholieken en 10 anglicanen – kozen de kant van God. Mwanga veroordeelde de laatsten ertoe levend te worden verbrand, wat, na een gewelddadige marteling, ook met hen gebeurde op Hemelvaartsdag, 3 juni 1886.
Wat leren wij van hun heldhaftige voorbeeld?
Zij die geroepen zijn om de kudde van Christus te leiden, leren de gave van moed, haat tegen de zonde en een liefde voor God’s kinderen, zelfs tot in de dood.
Alle leden van de maatschappij, binnen en buiten de Kerk, leren ook twee waardevolle lessen.
Ten eerste, Koning Mwanga was geen kerkelijke figuur. Het overgrote deel van het misbruik dat in de maatschappij plaatsvindt, vindt niet plaats binnen de Kerk, zoals onevenredige media-aandacht misschien soms ten onrechte suggereert. Daarom moeten oprechte leden van de Kerk en de samenleving er even hard aan werken om misbruik uit te roeien op die plaatsen – openbare scholen, tehuizen met volwassen mannen die geen bloedverwant zijn, de sportwereld, Hollywood en andere situaties met hoge misbruikaantallen van minderjarigen – net als ze doen in de Kerk.
Ten tweede besteeg Koning Mwanga op 16-jarige leeftijd de troon en executeerde de Oegandese martelaren (die allen tussen de 14 en 25 jaar oud waren) toen hij 18 jaar was. De heiligen Joseph Mkasa, Charles Lwanga en Denis Sebuggwawo probeerden dus niet de wandaden van een wellustige zestiger te stoppen, maar van een jongeman die slechts een paar jaar of maanden ouder was dan zijn slachtoffers. Mkasa en Lwanga wisten echter dat dergelijk misbruik even rampzalig was voor degenen die er het slachtoffer van waren, zelfs voor degenen die instemden met de plannen van de koning.
Als wij als samenleving werkelijk tegen seksueel misbruik van minderjarigen zijn, dan moeten wij ernaar streven dit uit te roeien, zelfs wanneer de daders andere minderjarigen zijn. Het grootste deel van onze samenleving negeert echter niet alleen de schade die wordt aangericht door seksueel misbruik onder leeftijdgenoten, maar faciliteert zelfs die schade – door permissieve lesprogramma’s over seksuele voorlichting en een nonchalante benadering van seksuele activiteiten onder tieners – zoals het geval is wanneer de hogerejaars van de middelbare school brugklassers belagen, populaire tweedejaars op trofeejacht gaan onder hun zwakkere klasgenoten, of leerlingen van groep 8 hun klasgenoten gebruiken voor hun eigen bevrediging.
De Oegandese martelaren gaven hun leven om te protesteren tegen het feit dat jonge mensen op deze manier worden misbruikt, zelfs in die gevallen waarin de slachtoffers, uit angst of wanhopige ambitie, leken in te stemmen met het pure machtsmisbruik. De Oegandese martelaren leren ons de bredere context van de bescherming van kinderen: als we de cultuur die het gevolg is van het hedonistische utilitarisme van de seksuele revolutie niet bij de wortel aanpakken, zullen jongeren blijven lijden als bijkomende schade.
Nu we de verjaardagen van het Dallas Handvest en van Vos Estis vieren en ons opnieuw toewijden aan het bevorderen van hun doelstellingen, vragen we de voorbede van de Oegandese martelaren, opdat we hun liefde voor God en voor jonge mensen, hun hevige afschuw voor alle seksuele zonden die de jeugd beschadigen, en hun moed in het aangezicht van moderne Mwanga’s, mogen navolgen.
Father Roger Landry Father Roger Landry, priester van het bisdom Fall River, Massachusetts, is door de bisschoppen van de V.S. benoemd tot “Nationaal Eucharistisch Prediker”.
Keywoorden: | Father Roger Landry | H.Charles Lwanga | H.Denis Sebuggwawo | H.Joseph Mkasa | Handvest voor de Bescherming van Kinderen en Jongeren Dallas 2002 | Hedonistische utilitarisme | Kindermisbruik | Motu proprio Vos Estis Lux Mundi | NCRegister | Oegandese martelaren | Paus Franciscus | Seksueel misbruik | Seksuele revolutie | Seksuele voorlichting |