NIEUWSBRIEF
DOE MEE! VACATURES
STEUN ONS

‘Ad Orientem’: terug naar de liturgische toekomst – @NCRegister – Pater Raymond J. de Souza

COMMENTAAR: Het vieren van de mis met de priester en het volk samen in de richting van het altaar is de beste correctie voor de liturgische misstanden van de afgelopen decennia.

Commentaren; 16 oktober 2022

Heeft een wijdverbreide ad orientem – naar het [liturgische] oosten – viering van de Heilige Mis de toekomst?

Niet onmiddellijk, maar er zijn redenen om aan te nemen dat dit in de komende 10 tot 20 jaar wel degelijk het geval zal zijn. De alternatieven voor de ad orientem-viering – waarbij priester en volk samen in dezelfde richting naar het altaar kijken – zijn uitgeprobeerd en ontoereikend bevonden.

Ad orientem vieren betekent niet noodzakelijkerwijs de “traditionele Latijnse Mis“, “Tridentijnse Mis” of “Buitengewone Vorm”. Terwijl die vorm van de mis – zoals vanaf de oudheid tot in de jaren 1960 gebruikelijk was – altijd ad orientem werd gevierd, kan het huidige missaal van paus Paulus VI en paus Johannes Paulus II ad orientem en in elke taal worden gevierd. De rubrieken van het huidige missaal gaan zelfs eerder uit van een mis ad orientem dan van een mis versus populum, richting het volk.

Waarvan uitgegaan werd, zou wel eens breder toegepast kunnen worden. Er zijn redenen om dat te denken.

Vijftien jaar na Summorum Pontificum

De 15e verjaardag van de invoering van Summorum Pontificum van Benedictus XVI was  moeilijk voor degenen die gehecht zijn aan wat hij de “buitengewone vorm” van de Heilige Mis noemde. Paus Franciscus schafte Summorum Pontificum, dat op 14 september 2007 van kracht werd, af met Traditionis Custodes, op 16 juli 2021.

Daaropvolgende beperkingen, afgekondigd door sommige diocesane bisschoppen, hebben vieringen van de buitengewone vorm geschrapt, ze verbannen naar gymzalen en verboden de tijden van de mis op te nemen in het parochieblad – een nogal scherpe maatregel, maar ook zinloos in het tijdperk van digitale communicatie.

Terwijl het voornaamste doel van Traditionis Custodes was om de buitengewone vorm te beperken, schreef paus Franciscus ook:

“… tegelijkertijd ben ik bedroefd over misbruiken in de viering van de liturgie aan alle kanten. Net als Benedictus XVI betreur ik het feit dat “op veel plaatsen de voorschriften van het nieuwe missaal niet worden nageleefd in de viering, maar zelfs worden geïnterpreteerd als een toestemming voor of zelfs een eis tot creativiteit, die leidt tot bijna ondraaglijke vervormingen.”

Bovendien schreef paus Franciscus in juli 2021 aan de bisschoppen:

“Tegelijkertijd vraag ik u er waakzaam op toe te zien dat elke liturgie wordt gevierd met decorum en trouw aan de liturgische boeken die na Vaticanum II zijn afgekondigd, zonder de buitenissigheden die gemakkelijk in misbruiken kunnen ontaarden.”

Een van de neveneffecten van Traditionis Custodes is dat er meer aandacht wordt geschonken aan dergelijke “vervormingen” en “excentriciteiten”. Een bisschop die de buitengewone vorm beperkt, maar niets doet aan ontheiligingen elders, verliest snel zijn geloofwaardigheid als hoogste moderator van de liturgie in zijn bisdom.

Liturgie-instructies genegeerd

Zoals te verwachten viel, heeft de overgrote meerderheid van de bisschoppen in de wereld Traditionis Custodes volledig genegeerd. Voor de meesten was de buitengewone vorm zo miniem aanwezig in hun bisdommen, dat het onnodig leek deze strikt te reguleren. Zelfs in die landen waar de buitengewone vorm  meer aanwezigheid van betekenis heeft – Verenigde Staten, Verenigd Koninkrijk, Frankrijk – heeft de meerderheid van de bisschoppen besloten, omdat ze geen dringend probleem zagen, het erbij te laten.

Dat is geen kritiek op paus Franciscus of op de inhoud van de Traditionis Custodes. Het is de normale praktijk wanneer Rome liturgische richtlijnen uitvaardigt. Rome wordt genegeerd als het lokaal niet uitkomt. Daarom kon paus Franciscus Benedictus XVI citeren over liturgische misstanden alsof er in de tussentijd niets was veranderd. Zelden heeft een Romeins decreet een breed effect op de liturgische praktijk, met uitzondering van de uitgifte van nieuwe liturgische boeken.

Vier decennia van correcties

Het was vrij vroeg in de liturgische hervorming na Vaticanum II dat de “ondraaglijke vervormingen” die paus Franciscus aan de kaak stelt, binnenslopen. Het deed paus Paulus VI veel verdriet, net als zoveel van de onmiddellijke post-conciliaire beroering.

Paus Johannes Paulus II begon dus een aanhoudende campagne om misstanden in te dammen, terwijl hij de hervorming zelf handhaafde.

Een belangrijke en substantiële inspanning werd geleverd in 1980, minder dan 18 maanden na zijn verkiezing. Hij schreef een lange brief aan alle bisschoppen van de wereld, Dominicae Cenae, die een gedetailleerde uiteenzetting vormde van de eucharistische theologie en een oproep tot strikte naleving van de liturgische normen. (Red.: Voor een Nederlandse vertaling van het document, zie hier, met dank aan RKDocumenten.nl

“[De priester] mag zich niet beschouwen als een “eigenaar” die vrijelijk gebruik kan maken van de liturgische tekst en van de heilige ritus alsof het zijn eigen eigendom is, op zo’n manier dat hij er met zijn eigen willekeurige persoonlijke stijl een stempel op drukt. Dit laatste kan soms doeltreffender lijken, en beter overeenkomen met de subjectieve vroomheid; objectief gezien is het echter altijd een verraad aan de eenheid die haar juiste uitdrukking moet vinden in het sacrament van de eenheid” (12).

Twee maanden later publiceerde de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de Discipline van de Sacramenten Inaestimabile Donum, (Red.: Voor een Nederlandse vertaling van het document, zie hier met dank aan RKDocumenten.nl) waarin zij klaagde over “gevarieerd en veelvuldig misbruik”, “verwarring van rollen” en “een toenemend verlies van het besef van het heilige”. De CDW gaf toe, dat ze “oog in oog kwam te staan met een werkelijke vervalsing van de katholieke liturgie”. Het document bevatte specifieke instructies om de verschillende misstanden te verhelpen.

Die frontale aanval op liturgisch misbruik, vroeg in een energiek pontificaat, had enig effect – maar niet zoveel als het had moeten hebben.

Dus probeerde Johannes Paulus het aan het andere uiterste van zijn lange pontificaat nog een keer. Hij schreef Ecclesia de Eucharistia (Red.: voor een Nederlandse vertaling van dit document, zie hier met dank aan RKDocumenten.nl)  in 2003, nog een lange meditatie over de eucharistische theologie, met daarin opnieuw een “dringende oproep om de liturgische normen voor de viering van de eucharistie met grote trouw in acht te nemen. … De liturgie is nooit iemands privé-eigendom, noch van de celebrant, noch van de gemeenschap waarin de geheimen worden gevierd” (52).

En opnieuw volgde de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst met een nog uitgebreider document over de liturgische praktijk, Redemptionis Sacramentum (Red.: zie hier voor een Nederlandse vertaling, met dank aan RKDocumenten.nl). Uitgegeven in 2004, behandelt het in nauwgezet detail alle aspecten van de liturgische praktijk. De taal kon niet botter zijn:

“Ieder, die handelt door zijn eigen neigingen de vrije loop te laten, zelfs als hij priester is, schaadt de wezenlijke eenheid van de Romeinse ritus. … Evenmin dienen dergelijke handelingen authentieke pastorale zorg of juiste liturgische vernieuwing; in plaats daarvan beroven zij de gelovigen van Christus hun patrimonium en hun erfgoed. Want willekeurige acties zijn niet bevorderlijk voor echte vernieuwing, maar verwoestend voor het recht van de gelovigen van Christus op een liturgische viering die een uitdrukking is van het leven van de Kerk in overeenstemming met haar traditie en discipline. … Het resultaat is onzekerheid over leerstellige zaken, verwarring en schandaal bij het volk van God, en, bijna als een noodzakelijk gevolg, krachtig verzet, wat veel van de gelovigen van Christus in verwarring brengt en bedroeft.”

Wat in 2004, 24 jaar na de eerste inspanningen van Johannes Paulus in 1980, werd afgekeurd, zou opnieuw worden afgekeurd door Benedictus XVI in 2007 en paus Franciscus in 2021. De vermaningen uit Rome zijn constant geweest. Verbeteringen zijn zeker het gevolg geweest, maar de problemen blijven bestaan.

Het verlangen van Desiderio Desideravi

Na de turbulentie in sommige delen van de Kerk als gevolg van Traditionis Custodes, bracht paus Franciscus afgelopen 29 juni een brief uit over de liturgie, Desiderio Desideravi, die een nogal opmerkelijke continuïteit vertoont met de laatste encycliek van Johannes Paulus over de eucharistie.

 “Er is geen enkel aspect van het kerkelijk leven dat niet zijn hoogtepunt en zijn bron vindt in de liturgie”, schrijft paus Franciscus (37). Hij spreekt over de noodzaak om een ervaring van “verbazing”, “verwondering” en “wonder” te heroveren. En hij herhaalt, net als zijn voorgangers:

Laten we hier duidelijk over zijn: elk aspect van de viering moet zorgvuldig worden verzorgd (ruimte, tijd, gebaren, woorden, voorwerpen, gewaden, zang, muziek …) en elke rubriek moet worden nageleefd. Deze aandacht zou voldoende zijn om te voorkomen dat de geloofsgemeenschap wordt beroofd van wat haar toekomt, namelijk het paasmysterie dat wordt gevierd volgens het ritueel dat de Kerk voorschrijft” (23).

Terug naar de rug

Hoe moet dan het verlangen van paus Franciscus in Desiderio worden bereikt? Kan een authentieke “liturgische vorming” worden bereikt? Kunnen na al die inspanningen gedurende al die jaren misstanden worden beteugeld en opnieuw leiden tot verwondering en verbazing? De bijna 50 jaar durende klacht over willekeurig veroorloofde vrijheden rond de liturgie is blijkbaar nog niet helemaal verholpen, ook al is de omvang van het probleem afgenomen.

Er is een stap, een krachtige binnendoor-route, naar de liturgische discipline die paus Franciscus eist: ad orientem.

Soms gehoond als de priester “met zijn rug naar het volk” – alsof een drummajoor de rug toekeert naar het muziekkorps dat hij leidt – maar het is zeker waar dat bijna alle liturgische misstanden ophouden wanneer de priester niet met zijn gezicht naar het volk staat. Het blijft altijd mogelijk om de Heilige Mis te vieren op een onzorgvuldige of rommelige manier, gehaast of afgeleid, maar ad orientem neemt de meeste gelegenheid weg tot het nemen van vrijheden met de liturgie.

De intrekking van Summorum Pontificum betekent dat Benedictus’ strategie voor “wederzijds verrijkende” vormen van viering niet langer een gemakkelijk beschikbare optie is voor liturgische hervorming. Het betekent ook dat in de praktijk veel van de energie die in de ontwikkeling van de buitengewone vorm werd gestoken, een andere uitlaatklep nodig heeft. Ad orientem zal een deel van die energie absorberen.

En nadat drie pausen gedurende 40 jaar hebben geprobeerd misstanden in de liturgie te corrigeren en een gevoel van verwondering en ontzag te herstellen, is het duidelijk dat nog een pauselijk document of een kerkelijke instructie weinig zoden aan de dijk zal zetten.

Het is tijd om iets anders te proberen, om terug te gaan naar de liturgische toekomst.

(c) NCRegister Media – Pater Raymond J de Souza

Over Pater Raymond J. de Souza: Pater Raymond J. de Souza is de oprichter en redacteur van Convivium magazine.

Bron: ‘Ad Orientem’: Back to the Liturgical Future| National Catholic Register (ncregister.com)


Keywoorden: | Ad orientem vieren | Apostolische brief Summorum Pontificum | Desiderio Desideravi |  Dominicae Cenae | Eredienst versus populum | Eucharistische theologie | H.Paus Johannes Paulus II |  Inaestimabile Donum | Liturgische hervorming | NCRegister | Pater Raymond J. de Souza | Paus Benedictus XVI | Paus Franciscus | Redemptionis Sacramentum | RKdocumenten.nl | Traditionele Latijnse Mis | Traditionis Custodes | Tridentijnse Mis | 

 


Wilt u meer artikelen lezen van de geestelijke, journalist Father Raymond J. de Souza? Klik dan hier