Het proces, dat in juli begon en op 14 december wordt hervat, is nog niet van de grond gekomen na procedurele geschillen over ontbrekende transcripties in verband met het onderzoek van het openbaar ministerie. Van vier van de oorspronkelijke tien verdachten is de aanklacht althans voorlopig ingetrokken, zodat er momenteel nog maar zes verdachten terechtstaan.
Edward Pentin; Vaticaan; 8 december 2021
VATICAANSTAD – Een sleutelelement in het lopende Vaticaanse proces over een Londense vastgoeddeal die leidde tot enorme financiële verliezen voor de Heilige Stoel, is hoe Vaticaanse functionarissen in 2018 ertoe kwamen hun handtekening te zetten onder overeenkomsten die het Vaticaan de meeste schade berokkenden.
Een 487 pagina’s tellende aanklacht die voorafgaand aan het proces werd gepubliceerd, geeft enige aanwijzingen, maar een recent besluit van de voorzitter van het tribunaal om Mgr. Alberto Perlasca, de Vaticaanse ambtenaar die in eerste instantie de overeenkomsten van 2018 ondertekende, formeel vrij te pleiten, roept verdere vragen op of meer hooggeplaatste Vaticaanse leiders – waaronder mogelijk zelfs paus Franciscus – in feite de partijen waren die de schadelijke financiële overeenkomst groen licht gaven.
Het proces, dat in juli begon en op 14 december zal worden hervat, moet nog van de grond komen, na procedurele geschillen over zoekgeraakte transcripten m.b.t. onderzoeks werkzaamheden door de aanklager. Deze lacunes zorgden ervoor, dat vier van de oorspronkelijk tien beklaagden de aanklacht tegen hen, althans voorlopig, konden laten intrekken, terwijl heronderzoek plaatsvindt naar hun vermeende schuld, zodat er momenteel nog slechts zes beklaagden terechtstaan.
Het gaat om de voormalige adjunct-staatssecretaris (sostituto) kardinaal Giovanni Angelo Becciu, die wordt beschuldigd van ambtsmisbruik en ondermijning; de voormalige president en directeur van de financiële autoriteit van het Vaticaan, René Brülhart en Tommaso Di Ruzza, die respectievelijk worden beschuldigd van ambtsmisbruik en van verduistering en schending van de geheimhoudingsplicht; de investeringsmanager van het Vaticaan, Enrico Crasso, beschuldigd van fraude; de Italiaanse financier Gianluigi Torzi, beschuldigd van afpersing, verduistering, fraude, toe-eigening, door anderen laten witwassen of zelf witwassen van geld; en Cecilia Marogna, een manager, beschuldigd van afpersing.
Van Raffaele Mincione, een in Londen gevestigde investeringsmanager die een centrale figuur is in de Londense deal, worden de aanklachten ook opnieuw bekeken, onder meer voor fraude en verduistering. Zijn kansen op berechting zijn vorige maand echter toegenomen toen zijn pogingen om een Londense rechtbank te laten vaststellen dat hij “te goeder trouw” had gehandeld, mislukten.
De oorsprong van het schandaal gaat terug tot 2014, toen het staatssecretariaat van het Vaticaan een eerste 200 miljoen euro investeerde in een fonds dat door Mincione werd beheerd. Ongeveer de helft van dat geld werd geïnvesteerd in een prestigieus gebouw in Londen en de rest in andere investeringen die door het fonds werden beheerd.
De financiering was afkomstig van leningen door Zwitserse banken en fondsen buiten de balans die behoren tot de activaportefeuille van het Secretariaat van Staat, grotendeels gefinancierd door Peter’s Pence donaties van de gelovigen.
In november 2018 besloot de Heilige Stoel uit het fonds van Mincione te stappen omdat het Vaticaan geld verloor op sommige investeringen van het fonds (volgens Vaticaanse aanklagers was er al 18 miljoen euro verloren gegaan van de oorspronkelijke investering van het Vaticaan). Het Vaticaan besloot ook de rest van het gebouw in Londen uit te kopen, omdat de hypotheekbetalingen te belastend waren geworden.
Maar in plaats van de verliezen op deze investeringen te beperken, verveelvoudigden de problemen zich nadat het Staatssecretariaat de Italiaanse financier en makelaar Gianluigi Torzi had ingehuurd om uit het fonds te stappen en de resterende aandelen van het pand te kopen. Mincione was een nauwe zakenpartner van Torzi en was hem bijna 30 miljoen euro schuldig aan leningen die voortvloeiden uit een mislukte zakelijke onderneming enkele maanden eerder, zoals gemeld door de Financial Times.
Volgens de door Torzi bemiddelde overeenkomst, moest het Vaticaan niet alleen Mincione betalen voor zijn aandeel in het onroerend goed op basis van een naar verluidt te hoge taxatie (een bedrag dat vergelijkbaar is met het bedrag dat Mincione Torzi verschuldigd was, hoewel beide mannen elk verband ontkennen), maar kreeg Torzi ook de controle over de investering in het onroerend goed via een eigen fonds.
Volgens het Vaticaan stelde Torzi vervolgens het opgeven van de zeggenschap over het onroerend goed afhankelijk van de betaling door het Vaticaan aan hem van een naar verluidt afgeperst bedrag van 15 miljoen euro, dat het gedwongen was te betalen omdat Mgr. Perlasca, hoofd van het Bestuursbureau van het Staatssecretariaat, het contract had ondertekend.
In totaal zou het Vaticaan ongeveer 350 miljoen euro in het pand hebben gestoken, dat nu naar verwachting voor tweederde van die prijs zal worden verkocht, waardoor de Heilige Stoel een verlies van 115 miljoen euro zou lijden.
Torzi van zijn kant zei vorig jaar dat deze beschuldigingen tegen hem een “misverstand” waren.
Mgr. Perlasca’s daden
Vorige maand heeft een Vaticaanse magistraat, handelend in opdracht van de voorzitter van het Vaticaanse tribunaal dat deze zaak behandelt, Mgr. Perlasca vrijgesproken van alle wandaden in een niet-ontvankelijkverklaring, die beweert dat hij niet op de hoogte was van de “activiteiten waaraan hij bijdroeg” toen hij de beëindigingsovereenkomsten ondertekende. De ambtenaar was al vrijgesteld van de verplichting om in augustus 2020 te getuigen, nadat hij ermee had ingestemd een kroongetuige voor het openbaar ministerie te zijn.
“De overeenkomsten van 22 november 2018 werden niet alleen ondertekend zonder dat de staatssecretaris zich bewust was van het bestaan van 1.000 aandelen met stemrecht” – het middel waarmee Torzi zich verzekerde van de controle over het Londense eigendom – “maar ook als gevolg van een beslissende misinformatiecampagne, waarvan Mgr. Alberto Perlasca zelf slachtoffer was, van het misdrijf van fraude uitgevoerd door een groep personen die worden beschuldigd in de geciteerde strafprocedure,” leest het decreet dat door het Register werd verkregen.
Vaticaanse juristen zeggen dat de niet-ontvankelijkverklaring hetzelfde gewicht heeft als een vonnis, wat betekent dat het niet gebaseerd is op een hypothese maar op bewezen feiten. Echter, zelfs als Mgr. Perlasca niet op de hoogte was van de vermeende frauduleuze handelingen van Torzi en Mincione, lijken toch openbare documenten erop te wijzen, dat hij de Vaticaanse ambtenaar was die het meest van nabij kennis had van het financiële wanbeheer van de Londense deal, aangezien hij de exit-overeenkomst van november 2018 had ondertekend die rechtstreeks leidde tot de enorme verliezen. En, samen met Tirabassi en Vaticaan investeringsmanager Enrico Crasso, was hij betrokken bij de gesprekken die tot de overeenkomst leidden.
De Vaticaanse aanklacht stelt ook, dat Mgr. Perlasca, toen hij de overeenkomst ondertekende, “geen enkele toestemming” had van zijn superieur, aartsbisschop Edgar Peña Parra, de sostituto, of plaatsvervangend staatssecretaris. Volgens de aanklacht gaven mgr. Perlasca’s superieuren pas toestemming op 27 november 2018, nadat kardinaal Pietro Parolin, de staatssecretaris van het Vaticaan, op zijn beurt zijn toestemming had verleend via een “handgeschreven memorandum”.
De aanklacht beweert ook, gebaseerd op een 20 pagina’s tellend memorandum, dat aartsbisschop Peña Parra aan de Vaticaanse aanklagers heeft overhandigd, dat het pas een maand later was, op 22 dec. 2018, dat de sostituto “de echte inhoud van de overeenkomsten te weten kwam” die door Mgr. Perlasca waren ondertekend. Volgens de aanklacht werden de onderhandelingen gevoerd door Mgr. Perlasca en Tirabassi “zonder ooit een van hun superieuren op de hoogte te stellen.” In de briefwisseling tussen hen, die in de tenlastelegging is opgenomen, staat dat zij “zich er heel goed van bewust waren, dat zij later geconfronteerd zouden worden met de vraag hoe zij hun superieuren moesten informeren over wat er in Londen was gebeurd”.
De aanklacht voegde eraan toe, dat aartsbisschop Peña Parra pas “na de feiten, op 27 november” een speciale volmacht aan Mgr. Perlasca gaf en verklaarde dat kardinaal Parolin en de aartsbisschop op dat moment de voorwaarden van de transactie “in interessante maar ondoorzichtige bewoordingen” voorgelegd kregen. De kardinaal gaf niettemin zijn goedkeuring “nadat hij garanties had gekregen betreffende de geldigheid van de transactie (die voordelig zou kunnen zijn voor de Heilige Stoel), de transparantie ervan en de afwezigheid van risico’s voor zijn reputatie”.
Psychologische druk?
Een bijzonder opmerkelijk aspect van de niet-ontvankelijkverklaring is, dat Mgr. Perlasca “onder zeer sterke psychologische druk werd gezet om dringend en onmiddellijk” de overeenkomst van 22 november te ondertekenen, hoewel er geen bewijs is geleverd om te bevestigen wie hem onder druk zou hebben gezet of waarom die druk werd uitgeoefend.
Hoewel in de aanklacht van het Vaticaan staat dat aartsbisschop Peña Parra niet op de hoogte was van de “werkelijke inhoud” van de door Torzi geregelde deal, heeft mgr. Perlasca altijd volgehouden dat hij handelde met goedkeuring van zijn superieuren, met name de aartsbisschop, die zijn directe superieur was. Torzi heeft altijd beweerd dat topambtenaren van het Secretariaat van Staat, waaronder kardinaal Parolin, zijn plan volledig goedkeurden.
Torzi’s advocaat, Ambra Giovene, vertelde het Register op 1 december dat aartsbisschop Peña Parra twee weken voor de deal van 22 november “de bevoegdheid had gekregen om namens en ten behoeve van het Staatssecretariaat een handtekening te zetten onder elk contract van met een bank- en investeringskarakter, voor subsidies en overnames, geldstortingen, opnames, betalingen, aankoop en verkoop van effecten”. Maar ze zei, dat hij ook de macht had om deze bevoegdheden te delegeren aan andere ambtenaren zoals Mgr. Perlasca en dat hij Mgr. Perlasca “de bevoegdheid gaf om met één handtekening” de overeenkomst van 22 november te ondertekenen.
Dit zou niet de eerste keer zijn dat Mgr. Perlasca in staat was om documenten te ondertekenen met alleen zijn handtekening. Toen kardinaal Angelo Becciu sostituto was (2011-2018), vertelden Vaticaanse bronnen het Register dat ze documenten hadden gezien die hij had ondertekend, maar die naderhand waren voorgedateerd met de handtekening van toenmalig aartsbisschop Becciu.
In de Vaticaanse aanklacht staat, dat Torzi heeft verklaard: “De sostituto was niet volledig op de hoogte van de wijze waarop Tirabassi, Crasso en Perlasca de financiële hendels van het Secretariaat van de Staat in beweging brachten. Ik kan dit zeggen, omdat in mijn gesprekken met de sostituto, hij [Peña Parra] mij echt wanhopig leek om erachter te komen hoe de situatie tot op dat moment was beheerd.”
Torzi werd vorig jaar door de Vaticaanse autoriteiten gearresteerd en vervolgens op borgtocht vrijgelaten, op voorwaarde dat hij zou meewerken met Vaticaanse onderzoekers.
Het Register vroeg aartsbisschop Peña Parra op 30 november, of hij wilde antwoorden op vragen over hoeveel hij wist over de overeenkomsten, wat hij wist over Torzi voordat ze werden ondertekend, en of hij druk had uitgeoefend op mgr. Perlasca om ze te ondertekenen, maar hij weigerde commentaar te geven. Deze vragen zullen niettemin naar verwachting aan de orde komen tijdens het proces tegen het Vaticaan.
Tot nu toe is de Venezolaanse aartsbisschop, die als Vaticaans diplomaat in Honduras diende en wiens benoeming tot sostituto in 2018 werd aanbevolen door zijn vriend de Hondurese kardinaal Oscar Rodriguez Maradiaga, een naaste pauselijke adviseur, niet opgeroepen om te getuigen tijdens het Vaticaanse proces dat op 14 december wordt hervat.
Wie is Mgr. Perlasca?
Mgr. Perlasca, 61 jaar oud en afkomstig uit Como in Noord-Italië, was vanaf 2009 gedurende tien jaar een centrale bestuurlijke figuur binnen het Vaticaan, waar hij aan het hoofd stond van het bestuursbureau van het Staatssecretariaat, een bureau dat ook de “Peter’s Pence” collectes beheert.
Als opgeleid diplomaat van het Vaticaan en afgestudeerd in de jurisprudentie en het canoniek recht, werkte hij van april 2006 tot mei 2008 in de apostolische nuntiatuur in Argentinië, toen kardinaal Jorge Mario Bergoglio aartsbisschop van Buenos Aires was.
In juli 2019, kort nadat het Londense vastgoedschandaal openbaar werd, plaatste paus Franciscus mgr. Perlasca over naar het Hooggerechtshof van de Apostolische Signatura, het hoogste gerechtshof van de Kerk, waar hij als hoge ambtenaar fungeert.
Vaticaanse bronnen, en anderen dicht bij het Vaticaan, hebben zich lovend uitgelaten over Mgr. Perlasca, zeggende dat hij een rechtschapen man is met morele integriteit, terwijl anderen zich sceptisch uitlieten. Omdat hij bekend staat als zeer nauwgezet, is het onwaarschijnlijk dat hij de details van de op 22 november 2018 ondertekende exit-deal niet heeft begrepen, zeiden sommige van deze bronnen.
Voor de vermeende rol van paus Franciscus in de onderhandelingen met Gianluigi Torzi, zie hier. (Vertaald)
Edward Pentin begon zijn verslaggeving over de Paus en het Vaticaan bij Vatican Radio voordat hij de correspondent voor Rome werd voor EWTN’s National Catholic Register. Hij heeft ook verslag gedaan over de Heilige Stoel en de Katholieke Kerk voor een aantal andere publicaties waaronder Newsweek, Newsmax, Zenit, The Catholic Herald, en The Holy Land Review, een Franciscaanse publicatie gespecialiseerd in de Kerk en het Midden Oosten. Edward is de auteur van The Next Pope: The Leading Cardinal Candidates (Sophia Institute Press, 2020) en The Rigging of a Vatican Synod? An Investigation into Alleged Manipulation at the Extraordinary Synod on the Family (Ignatius Press, 2015). Volg hem op Twitter op @edwardpentin.
Keywoorden: Edward Pentin | Kardinaal Giovanni Angelo Becciu | Mgr. Alberto Perlasca | Paus Franciscus I | Vaticaan | Vaticaanse bank |