De doop van Jezus is een teken van solidariteit met de mensheid, maar ook een verkondiging van wie Hij is, van zijn identiteit en zijn zending.
John Grondelski; Blogs; 10 Januari 2021
De Doop van de Heer sluit de kerstperiode af. De volgende dag begint de ‘Eerste Week van de Gewone Tijd’, de Veertigdagentijd volgt over vijf weken op 17 februari. De Kersttijd is vol van theofanieën, d.w.z. openbaringen van het goddelijke. Kerstmis zelf “begroet de vleesgeworden Godheid” (om even het inzicht van “Hark the Herald Angels” te gebruiken). De Epifanie onthult Jezus als Verlosser van de hele mensheid. De Doop van de Heer onthult Jezus’ Identiteit aan het begin van zijn openbare dienstwerk op 30-jarige leeftijd, na het “verborgen leven”.
Wat het belang van de Evangeliën betreft, met de Doop van Jezus eindigt de zending van Johannes en begint die van Jezus. (De drie Synoptische Evangeliën merken ook op, dat Jezus na zijn doop, de bekoringen in de woestijn ondergaat).
Omdat de doop van Jezus zo’n keerpunt is in de evangeliën, is het vaak afgebeeld in de kunst, zelfs door dezelfde kunstenaar. (Er worden immers maar een beperkt aantal gebeurtenissen in de Evangeliën verhaald!) Zoals we merkten in het geval van Rembrandt’s voorstellingen van aspecten van de Presentatie (Zondag van de Heilige Familie), zo zijn er twee belangrijke “Doop van Jezus” voorstellingen van de hand van de 17e-eeuwse schilder van de Franse klassieke barok, Nicolas Poussin. Beide bevinden zich in de Verenigde Staten: de ene in de National Gallery in Washington, de andere in het Philadelphia Museum of Art. Mijn aandacht gaat uit naar de laatste.
Poussin (1594-1665) wordt beschouwd als een voorbeeld van “Franse klassieke barok” hoewel, zoals sommigen opmerken zijn werk nauwelijks even barok is – althans in termen van het flamboyante dat het in het grootste deel van de rest van Europa betekende – als klassiek. Zowel katholieke als klassieke mythologische thema’s spelen een prominente rol in zijn werken. Hoewel hij enige tijd in Frankrijk verbleef, bracht Poussin het grootste deel van zijn carrière door in Rome, waar zijn sobere, intellectuele stijl (met vleugjes renaissance) hem onderscheidde van de heersende barok om hem heen. Zijn “Doop van Christus” dateert uit ca. 1658, d.w.z. uit de laatste tien jaar van zijn leven.
Jezus, terwijl Hij door Johannes wordt gedoopt, is de centrale figuur op het schilderij, ondanks het feit dat Hij links neerknielt. De blik van de toeschouwer wordt op drie manieren naar Hem toe geleid.
Ten eerste is Jezus van alle figuren het meest volledig gekleed, en de kleuren van zijn gewaad en mantel zijn het helderst. Poussin gebruikt die kleuren om het oog steeds weer op Jezus te richten. In overeenstemming met de klassieke conventies van evenwicht, zijn ze niet in scherp contrast, maar ze zijn helderder. Ze worden in zekere zin “ondersteund” door gedeeltelijke gewaden in roze en blauw (met een in het oog springend geel in het midden – sommigen zeggen, dat de man is gemodelleerd naar een Romeinse afbeelding van Seneca), maar die van Jezus vormen een groter en completer geheel, waarop het licht beter reflecteert. De kleur van de gewaden contrasteert ook met de aardse huidskleuren van de andere mensen.
Ten tweede zijn alle andere figuren in feite een soort “ondersteunende bijfiguren”, wier blikken, houdingen en handgebaren allemaal in Jezus’ richting wijzen. Afgezien van één figuur rechts die naar de toeschouwer kijkt (en deze aldus het schilderij in trekt), zijn alle andere mensen op Jezus gericht. Hun ‘naar links trekken’ leidt ons naar de handen van Johannes, die over Jezus zijn uitgestrekt en waaruit een stroom water op Jezus’ hoofd druppelt.
Ten derde zijn de lucht en het landschap op de achtergrond relatief neutraal, de blauwe lucht vult de blauwe Jordaan aan, en laat toe, dat zowel de baders als de voetgangers op de achtergrond onopgemerkt blijven. De grootste boom links op de voorgrond leidt ons via Johannes en het druppelen van het doopwater uit zijn handen naar Jezus. De horizontale stroken van lucht en landschap verplaatsen de handeling weer naar de menigte aan de oever, die ons weer naar Jezus brengt.
Het theofane element in het schilderij is de verschijning van de Heilige Geest in een rechtstreekse diagonaal boven Jezus’ hoofd, die de boom weer naar beneden leidt naar de uitgestrekte handen van Johannes en Jezus’ hoofd.
Poussin’s doopsel komt het best overeen met het Lucas-evangelie (Lucas 3:21), waar de Heilige Geest op Jezus neerdaalt terwijl Hij bidt. Het schilderij houdt geen rekening met bijzonderheden van de andere Synoptici. Zo spreekt het Marcus-evangelie (1:10) dit jaar van “opengescheurde hemel”, maar de Heilige Geest komt bij Poussin weliswaar duidelijk uit een opening in de hemel, maar komt niet over als met zoveel plotselinge kracht het tafereel binnendringend. Ook benadrukken Mattheüs en Marcus, dat Jezus de neerdaling van de Geest ziet – wat op het schilderij van Poussin duidelijk niet wordt benadrukt – terwijl Lucas alleen spreekt over de neerdaling van de Geest terwijl Jezus bidt. Mattheüs spreekt over de aanvankelijke weerstand van Johannes tegen Jezus’ verzoek om het doopsel, wat op het schilderij van Poussin niet duidelijk zichtbaar wordt, hoewel zo’n moment mogelijkerwijs al heeft plaatsgevonden.
De manier van dopen komt ook letterlijk in beeld. Poussin’s Jezus bidt duidelijk, geknield aan de oever van de Jordaan, terwijl Johannes water op zijn hoofd giet. Die weergave komt duidelijk overeen met Lucas’ verslag, waar “al het volk werd gedoopt, (en) ook Jezus werd gedoopt. En terwijl Hij bad, werd de hemel geopend en daalde de heilige Geest op Hem neer…” (3:21-22). Mattheüs (3:16) en Marcus (1:10) merken beide op, dat de theofanie van de Geest zich voordoet “terwijl Jezus uit het water oprees”.
Zowel Mattheüs als Marcus lijken, derhalve, de doop door onderdompeling te visualiseren. Dopen betekent immers etymologisch “onderdompelen” en onderdompeling in het verdrinkende water van het doopsel geeft het best Paulus’ theologie weer van het doopsel als inlijving in Christus’ dood (Romeinen 6:1-4). Over hoe Johannes gedoopt zou kunnen hebben wil ik geen uitspraak doen, maar ik merk op, dat het gieten van water – in tegenstelling tot onderdompeling – meer gangbaar werd in het Christendom, toen de voornaamste kandidaten voor het doopsel niet langer volwassen bekeerlingen waren, maar kinderen die geboren waren in reeds christelijke gezinnen, wat zeker al lang het geval zou zijn geweest tegen de tijd dat Poussin schildert. (Het was natuurlijk ook een omstreden kwestie bij sommige van de meer radicale varianten van het protestantisme).
Ik moet toegeven, dat ik dit schilderij ook heb gekozen omdat het expliciet het uitgieten van water bij de doop toont. Na het schandaal van deze zomer in het aartsbisdom Detroit en elders, waar ten minste twee priesters opnieuw moesten worden gewijd, omdat hun oorspronkelijke doopsels ongeldig waren, wat betreft de vorm die erin was gebruikt door tot improvisatie geneigde pastoors, wilde ik duidelijk het belang onderstrepen van materie (water) en vorm voor het doopsel. Zeker bij de nieuwe sacramentele orde van Christus. Poussin’s “Doop van Jezus” in de National Gallery of Art, die meer dan 15 jaar eerder werd geschilderd dan het schilderij dat wij hebben geanalyseerd, maakte in feite deel uit van een serie die de zeven sacramenten uitbeeldt.
De doop van Jezus was natuurlijk niet wat wij het Doopsel noemen, want de voornaamste uitwerking van het doopsel is de vergeving van de zonde en Jezus was zondeloos. Zoals de gebeden van de Kerk voor dit feest opmerken, wordt in Johannes het water van de doop “heilig gemaakt door Degene die gedoopt wordt”.
Jezus’ doop is een teken van solidariteit met de mensheid en tevens een verkondiging van wie Hij is, van zijn identiteit en zending. (In de antieke wereld probeerden sommige ketters, die verbonden waren met het “adoptionisme”, van de doop van Jezus het moment te maken, waarop de mens Jezus door God werd “geadopteerd” of vergoddelijkt. De Kerk heeft dat standpunt altijd verworpen, omdat het uiteindelijk de leer van het Concilie van Chalcedon ondermijnt, dat Jezus “waarlijk God en waarlijk mens” is, wat uiteindelijk de centrale waarheid van de Christologie is).
Dorota Grondelski, een kunsthistorica, gaf advies over het schilderij.
John Grondelski: John M. Grondelski (Ph.D., Fordham) is voormalig associate dean van de School of Theology, Seton Hall University, South Orange, New Jersey. Hij is vooral geïnteresseerd in moraaltheologie en het denken van Johannes Paulus II. Opmerking: Alle meningen die in zijn bijdragen in het National Catholic Register worden geuit, zijn uitsluitend die van de auteur.
Keywoorden: | Beeldvoorstelling | Doop van de Heer | Doop | Epifanie | John M. Grondelski | Identiteit en zending | Kerkelijke Kunst | Lucas 3 | NCRegister | Nicolas Poussin | Solidariteit met de mensheid | Theofanieën |
220109 | [XLS000] | 231211 post views 1058 |